Ldp
Het dialoogvenster Ldp bestaat uit twee deelvensters: de consolestructuur en het detailvenster. In de consolestructuur worden het basisobject en de onderliggende objecten weergegeven. In het detailvenster worden de resultaten van de LDAP-bewerkingen (Lightweight Directory Access Protocol) weergegeven. Als u Ldp wilt starten, klikt u op Start, klikt u met de rechtermuisknop op Opdrachtprompt en klikt u vervolgens op Als administrator uitvoeren. Typ ldp bij de opdrachtprompt en druk op ENTER.
In de volgende secties worden de menuopdrachten van Ldp beschreven:
Verbinding
De volgende tabel bevat een beschrijving van de opdrachten in het menu Verbinding.
Opdracht | Details | ||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verbinding maken |
Hiermee opent u een dialoogvenster waarin u een sessie met een opgegeven LDAP-server kunt openen. Voordat u andere LDAP-opdrachten kunt uitvoeren, moet een verbinding met een LDAP-server tot stand zijn gebracht. Typ het juiste poortnummer voor de service waarmee u verbinding maakt. Standaard maakt LDAP gebruik van TCP voor een verbindingsgeoriënteerde sessie. Als u UDP (User Datagram Protocol) wilt gebruiken voor een verbindingsloze sessie, schakelt u het selectievakje Verbindingsloos in. Wanneer een verbinding is gelukt, worden standaard RootDSE-gegevens weergegeven in het detailvenster. | ||||||||||||||||
Verbinden |
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u een opgegeven LDAP-server kunt verifiëren. Typ de gebruikersnaam en het wachtwoord van een account die machtigingen heeft voor de LDAP-server. Als u een eenvoudige binding maakt met een leeg wachtwoord, wordt u verbonden met anonieme referenties. Als snelle methode kunt u de opdracht Verbinden gebruiken zonder de opdracht Verbinding maken om verbinding te maken, en vervolgens verifiëren bij de server waarmee u het laatst verbinding hebt gemaakt. Klik op Geavanceerd in het dialoogvenster Verbinden om het dialoogvenster Bindingsopties te openen en opties voor verificatiemethoden te configureren. In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster Bindingsopties beschreven.
| ||||||||||||||||
Verbinding verbreken |
Hiermee kunt u een geopende sessie met een opgegeven LDAP-server beëindigen. Als u Ldp sluit, wordt automatisch de verbinding met alle geopende sessies verbroken. | ||||||||||||||||
Nieuw |
De verbinding met de huidige sessie blijft bestaan, maar het detailvenster wordt gewist. De sneltoets voor deze actie is CTRL+N. | ||||||||||||||||
Opslaan |
Hiermee kunt u wijzigingen opslaan in een eerder opgeslagen bestand. | ||||||||||||||||
Opslaan als |
Hiermee kunt u de inhoud van het detailvenster opslaan in een tekstbestand. Gebruik later de opdracht Openen om de inhoud van dit bestand in het detailvenster weer te geven. | ||||||||||||||||
Afdrukken |
Hiermee kunt u de inhoud van het detailvenster afdrukken. |
Bladeren
In de volgende secties worden de opdrachten van het menu Bladeren beschreven.
Onderliggend item toevoegen
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u objecten kunt toevoegen aan AD LDS (Active Directory Lightweight Directory Services). U moet de volledige DN-naam van het object invoeren, evenals alle verplichte kenmerken voor de klasse van het object dat u toevoegt.
In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster Toevoegen beschreven.
Optie | Details |
---|---|
Dn |
Typ de volledige DN-naam van het nieuwe object. |
Kenmerk |
Typ het verplichte of optionele kenmerk. |
Waarden |
Typ de waarden die bij het kenmerk horen. Scheid meerdere waarden voor een enkel kenmerk met puntkomma's. Er zijn geen spaties vereist. |
Invoeren |
Hiermee voegt u het ingevoerde kenmerk met de ingevoerde waarden toe aan het vak Vermeldingslijst en wist u de vakken Kenmerk en Waarden. Voer kenmerken en waarden in totdat alle verplichte en gewenste optionele kenmerken in het vak Vermeldingslijst worden weergegeven. |
Bestand invoegen |
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u een tekstbestand met de juiste kenmerken en waarden kunt openen. |
Vermeldingslijst |
Hier worden de ingevoerde kenmerken en waarden weergegeven. |
Bewerken |
Hiermee opent u een dialoogvenster waarin u wijzigingen kunt invoeren voor het geselecteerde item in het vak Vermeldingslijst. |
Verwijderen |
Hiermee verwijdert u het geselecteerde item uit het vak Vermeldingslijst. |
Extra |
Schakel dit selectievakje in als het object dat u toevoegt, deel uitmaakt van een uitgebreid besturingselement. |
Synchroon |
Als dit selectievakje is ingeschakeld (standaardwaarde), moet Ldp op een antwoord van de doelserver wachten voordat de bewerking wordt voortgezet. Als u dit selectievakje uitschakelt, gaat Ldp verder voordat een antwoord is ontvangen. Schakel dit selectievakje uit als door trage WAN-verbindingen (Wide Area Network) een time-out optreedt voor Ldp-opdrachten. |
Uitvoeren |
Hiermee voegt u de huidige kenmerken en waarden in het vak Vermeldingslijst toe aan AD LDS. Als Ldp fouten aantreft, wordt het object niet toegevoegd en wordt een foutbericht weergegeven in het detailvenster. |
Verwijderen
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u een object kunt verwijderen uit AD LDS. U kunt alleen kenmerken verwijderen die als optioneel zijn gedefinieerd en geen waarden bevatten. Als u de waarden van een kenmerk wilt verwijderen, klikt u in het menu Bladeren in het dialoogvenster Toevoegen op Bewerken.
Optie | Details |
---|---|
DN |
Typ de volledige DN-naam van het nieuwe object. |
Extra |
Schakel dit selectievakje in als het object dat u wijzigt, deel uitmaakt van een uitgebreid besturingselement. |
Synchroon |
Als dit selectievakje is ingeschakeld (standaardwaarde), moet Ldp op een antwoord van de doelserver wachten voordat de bewerking wordt voortgezet. Als u dit selectievakje uitschakelt, gaat Ldp verder voordat een antwoord is ontvangen. Schakel dit selectievakje uit als door trage WAN-verbindingen een time-out optreedt voor Ldp-opdrachten. |
Recursieve (client) |
Hiermee verwijdert u alle objecten in een container, maar verwijdert u niet de container. |
Wijzigen
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u de kenmerken kunt wijzigen van een object dat in AD LDS is opgeslagen.
In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster Wijzigen beschreven.
Optie | Details |
---|---|
Dn |
Typ de volledige DN-naam van het nieuwe object. |
Kenmerk |
Typ het verplichte of optionele kenmerk. |
Waarden |
Typ de waarden die bij het kenmerk horen. Scheid meerdere waarden voor een enkel kenmerk met puntkomma's. Er zijn geen spaties vereist. |
Bestand invoegen |
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u een tekstbestand met de juiste kenmerken en waarden kunt openen. |
Invoeren |
Hiermee voegt u het ingevoerde kenmerk en de waarden toe aan het vak Vermeldingslijst in het dialoogvenster en wist u de vakken Kenmerk en Waarden. Voer kenmerken en waarden in totdat alle verplichte en gewenste optionele kenmerken in het vak Vermeldingslijst worden weergegeven. |
Bewerking |
Toevoegen, Verwijderen of Vervangen. Klik op Toevoegen om een nieuwe waarde toe te voegen aan een bestaand kenmerk. Klik op Verwijderen om een kenmerk permanent te verwijderen uit het weergegeven object. U kunt geen kenmerken verwijderen die gegevens bevatten. Als u verplichte kenmerken probeert te verwijderen, treedt een fout op. Klik op Vervangen om een bestaande waarde te vervangen of om weergegeven waarden voor een bestaand kenmerk te wijzigen. |
Vermeldingslijst |
Hier worden de bestaande kenmerken en waarden voor een object weergegeven. |
Bewerken |
Hiermee opent u een dialoogvenster waarin u het geselecteerde item in het vak Vermeldingslijst kunt wijzigen. |
Synchroon |
Als dit selectievakje is ingeschakeld (standaardwaarde), moet Ldp op een antwoord van de doelserver wachten voordat de bewerking wordt voortgezet. Als u dit selectievakje uitschakelt, gaat Ldp verder voordat een antwoord is ontvangen. Schakel dit selectievakje uit als door trage WAN-verbindingen een time-out optreedt voor Ldp-opdrachten. |
Extra |
Schakel dit selectievakje in als het object dat u wijzigt, deel uitmaakt van een uitgebreid besturingselement. |
Uitvoeren |
Hiermee verzendt u de bewerkte waarden in het vak Vermeldingslijst naar AD LDS. |
DN aanpassen
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u de relatieve DN-naam van een object kunt wijzigen. Deze optie is alleen ontworpen om leaf-objecten te wijzigen. Als u het containerdeel van een DN-naam wijzigt, wordt het object verplaatst naar de container met de gewijzigde naam.
In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster RDN wijzigen beschreven.
Optie | Details |
---|---|
Oude DN-naam |
Typ de huidige DN-naam van het object. |
Nieuwe DN-naam |
Typ de nieuwe DN-naam van het object. |
Oude naam verwijderen |
Als dit selectievakje is ingeschakeld (standaardwaarde), wordt de oude DN-naam uit de LDAP-directory verwijderd. |
Synchroon |
Als dit selectievakje is ingeschakeld (standaardwaarde), moet Ldp op een antwoord van de doelserver wachten voordat de bewerking wordt voortgezet. Als u dit selectievakje uitschakelt, gaat Ldp verder voordat een antwoord is ontvangen. Schakel dit selectievakje uit als door trage WAN-verbindingen een time-out optreedt voor Ldp-opdrachten. |
Uitgebreide naamwijziging |
Schakel dit selectievakje in als het object waarvan u de naam wijzigt, deel uitmaakt van een uitgebreid besturingselement. |
Uitvoeren |
Hiermee verzendt u de wijziging naar AD LDS. |
Zoeken
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u een aangepast zoekfilter kunt maken en de zoekopdracht kunt uitvoeren in de structuur met directorygegevens. De zoekbasis moet zijn opgegeven als een DN-naam, en het filter moet een geldig LDAP-filter zijn. Items die door een zoekopdracht worden opgehaald, worden gescheiden door >>-tekens.
In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster Zoeken beschreven.
Optie | Details |
---|---|
Basis-DN |
Typ een DN-naam om aan te geven waar de zoekopdracht begint. |
Filter |
Typ de zoekcriteria, gescheiden door LDAP-zoekfilters. Typ kenmerken en waarden om een object of een set met objecten te vinden. LDAP-zoekfilters zijn gedefinieerd in RFC 2254 en in artikel 255602 in de Microsoft Knowledge Base ( |
Bereik |
Hiermee geeft u het aantal niveaus aan dat wordt doorzocht. |
Basis |
Hiermee wordt alleen in het basisobject gezocht. |
Een niveau |
Zoekt objecten direct onder het basisobject, maar niet in het basisobject. |
Substructuur |
De hele substructuur wordt doorzocht, vanaf het basisobject naar beneden in alle onderliggende objecten. |
Opties |
Hiermee opent u het dialoogvenster Zoekopties. Met deze opties kunt u filters toepassen waarmee u items kunt opnemen in of uitsluiten van de zoekopdracht en waarmee u kunt bepalen hoe er wordt gezocht. |
Uitvoeren |
Hiermee verzendt u de zoekaanvraag naar AD LDS. |
Vergelijken
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u de waarde van een kenmerk van een object kunt vergelijken met een opgegeven waarde. Het resultaat is waar of onwaar.
In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster Vergelijken beschreven.
Optie | Details |
---|---|
Dn |
Typ de volledige DN-naam van het object waarvan u waarden wilt vergelijken. |
Kenmerk |
Typ het kenmerk dat u wilt vergelijken. |
Waarde |
Typ de waarde die moet worden vergeleken met de bestaande waarde in AD LDS. Scheid meerdere waarden voor een enkel kenmerk met puntkomma's. Er zijn geen spaties vereist. |
Synchroon |
Als dit selectievakje is ingeschakeld (standaardwaarde), moet Ldp op een antwoord van de doelserver wachten voordat de bewerking wordt voortgezet. Als u dit selectievakje uitschakelt, gaat Ldp verder voordat een antwoord is ontvangen. Schakel dit selectievakje uit als door trage WAN-verbindingen een time-out optreedt voor Ldp-opdrachten. |
Uitvoeren |
Hiermee start u de vergelijking. |
Uitgebreide bewerkingen
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u een uitgebreide bewerking naar een LDAP-directory kunt verzenden door een LDAP-object-id (OID) en een toepasselijke waarde op te geven.
In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster Uitgebreide bewerkingen beschreven.
Optie | Details |
---|---|
OID |
Typ het identificatienummer van het object. |
Gegevens |
Typ de waarde van het OID-kenmerk. |
Besturingselementen |
Zie Opties voor besturingselementen in de sectie Opties. |
Verzenden |
Hiermee verzendt u de uitgebreide bewerking naar AD LDS. |
Laatste fout ophalen
Hiermee roept u de LDAP-functie Laatste fout ophalen aan.
Beveiliging
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u een uitgebreide bewerking naar een LDAP-directory kunt verzenden door een LDAP-object-id en een toepasselijke waarde op te geven.
In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster Security Descriptor beschreven.
Optie | Details |
---|---|
Security Descriptor |
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u toegangsmachtigingen voor een object kunt weergeven. |
Replicatie
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u een uitgebreide bewerking naar een LDAP-directory kunt verzenden door een LDAP-object-id en een toepasselijke waarde op te geven.
In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster Metagegevens voor replicatie beschreven.
Optie | Details |
---|---|
Metagegevens voor replicatie/Metagegevens weergeven |
Typ bij DN-naam van object de DN-naam van het object waarvan u de metagegevens voor replicatie wilt weergeven. |
Proces in behandeling
Hiermee opent u een dialoogvenster waarin een lijst wordt weergegeven met aanvragen waarvan de verwerking niet is voltooid.
Beeld
De volgende tabel bevat een beschrijving van de opdrachten in het menu Beeld.
Opdracht | Details |
---|---|
Structuur |
Typ bij Basis-DN de DN-naam van het object dat u wilt gebruiken als het basisobject in het navigatievenster. |
Ondernemingsconfiguratie |
Deze menuoptie is niet van toepassing op AD LDS. |
Statusbalk |
Hiermee kunt u de statusbalk weergeven of verbergen die zich onder in het LDAP-venster bevindt. |
Opties
In de volgende secties worden de opdrachten van het menu Opties beschreven:
Zoeken
In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster Zoekopties beschreven.
Optie | Details |
---|---|
Tijdslimiet |
Typ het aantal milliseconden dat de zoekopdracht op de server mag duren. De maximumwaarde is standaard 120 seconden. |
Max. grootte |
Typ het maximumaantal bytes dat de zoekopdracht mag ophalen. Als u een nulwaarde typt, geldt er geen maximale grootte voor de opgehaalde gegevens. |
Time-out (s) |
Typ het aantal seconden dat Ldp wacht tot de LDAP-server een zoekaanvraag beantwoordt. |
Time-out (ms) |
Typ het aantal milliseconden dat Ldp wacht tot de LDAP-server een zoekaanvraag beantwoordt. |
Paginaformaat |
Typ de maximale grootte, in bytes, van elke pagina met opgehaalde gegevens. |
Kenmerken |
Hier geeft u op welke kenmerken met de zoekopdracht worden opgehaald. Scheid meerdere kenmerken met een puntkomma. Met het jokerteken (*) kunt u alle kenmerken opgeven. |
Aanroeptype voor zoekopdracht |
Geef een aanroeptype voor de zoekopdracht op. Als de zoekopdracht langere tijd zal duren, kunt u op Async. klikken, zodat u andere taken kunt uitvoeren terwijl de zoekopdracht wordt uitgevoerd. |
Alleen kenmerken |
Schakel dit selectievakje in als u alleen kenmerken van objecten wilt ophalen. De DN-naam wordt niet opgehaald. |
Verwijzingen opsporen |
Er wordt gezocht naar objecten in externe LDAP-directory's. Standaard retourneren de vertrouwensrelaties van objecten van externe LDAP-directory's alleen een verwijzing in plaats van het werkelijke object. |
Resultaten weergeven |
Hiermee geeft u een gedetailleerde lijst weer met objecten die door de zoekopdracht zijn opgehaald. Standaard wordt alleen gemeld of de bewerking is geslaagd of mislukt en wordt het aantal gevonden objecten weergegeven. |
Sorteersleutels |
Hiermee opent u het dialoogvenster Sorteersleutels. Zie het gedeelte Sorteersleutels verderop. |
Besturingselementen |
Hiermee opent u het dialoogvenster Bedieningselementen. |
In behandeling
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u filters kunt opgeven voor de lijst met processen die nog niet zijn voltooid.
In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster Opties in behandeling beschreven.
Optie | Details |
---|---|
Alle zoekresultaten |
Hiermee geeft u op dat alle zoekresultaten worden weergegeven. |
Blokkeren |
Schakel dit selectievakje uit als u een tijdslimiet wilt instellen. |
Tijdslimiet (sec): |
Typ een tijdslimiet in seconden. |
Tijdslimiet (millisec): |
Typ een tijdslimiet in milliseconden. |
Algemeen
In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster Algemene opties beschreven.
Optie | Details |
---|---|
Waarden parseren |
De weergave-indeling van de LDAP-gegevens. Met Binair worden de LDAP-gegevens in de oorspronkelijke numerieke indeling weergegeven. Met Reeks wordt de oorspronkelijke LDAP-gegevensindeling naar ASCII-tekens geconverteerd, zodat de gegevens beter leesbaar zijn. Dit is de standaardinstelling. Waarden die te lang zijn om te worden geconverteerd, worden in binaire vorm weergegeven. |
LDAP-versie |
De versie van LDAP die op de server wordt gebruikt. De standaardwaarde is versie 3. |
DN-verwerking |
De DN-naam, die wordt weergegeven in onderdelen, wordt geconverteerd door uitbreiding van de gegevenstypen die Ldp retourneert bij het uitvoeren van een opdracht. |
Buffergrootte |
Typ bij Aantal regels het aantal opgehaalde regels dat per opdracht wordt weergegeven. Typ bij Tekens per regel het aantal opgehaalde tekens dat per opdracht wordt weergegeven. |
Automatisch std.-NC-query |
Hiermee geeft u op dat bij Ldp-query's de standaardnaamgevingscontext wordt gebruikt wanneer verbinding wordt gemaakt met de LDAP-server. De standaardnaamgevingscontext is de RootDSE. Deze instelling wordt gebruikt wanneer in het dialoogvenster Beeld|Structuur geen waarde voor de DN-naam is ingevuld. |
Virtuele lijstweergave (VLV) |
Selecteer Automatisch in VLV bladeren als als u een virtuele lijstweergave wilt weergeven wanneer het aantal objecten groter is dan de waarde bij container groter is dan. De standaardwaarde is 100. |
Verbindingsopties
Hiermee opent u een dialoogvenster waarmee u de waarde van elke optie kunt wijzigen.
In de volgende tabel worden de opties van het dialoogvenster Verbindingsopties beschreven.
Optie | Details |
---|---|
Optienaam |
Typ de naam van de optie waarvan u de waarde opnieuw wilt instellen. |
Waarde |
Typ de nieuwe waarde voor de opgegeven optie. |
Instellen |
Hiermee verzendt u de gegevens naar de LDAP-directory. |
Besturingselementen
Voer in het dialoogvenster Bedieningselementen gegevens in om de functionaliteit van LDAP uit te breiden.
De optie Object-id moet zijn opgegeven wanneer u een besturingselement implementeert. Als u een lijst met object-id's wilt zien, geeft u de eigenschap supportedControls weer in de RootDSE van een domeincontroller.
Aanvullende overwegingen
-
Alleen serverbesturingselementen kunnen naar een server worden verzonden. Clientbesturingselementen werken alleen met LDAP API's (Application Programming Interfaces).
-
Zie artikel 222560 in de Microsoft Knowledge Base (
https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=4441 ) voor een lijst met uitgebreide LDAP-besturingselementen (pagina is mogelijk Engelstalig).
Sorteersleutels
Sorteersleutels is een type besturingselement waarmee u de weergave van zoekresultaten kunt opmaken. Als u de weergave van uw zoekresultaten wilt opmaken, typt u een kenmerktype in het dialoogvenster Sorteersleutels.
TLS
In de volgende tabel worden de subopdrachten van de opdracht TLS beschreven.
Optie | Details |
---|---|
TLS starten of TLS stoppen |
Hiermee start of stopt u een beveiligde sessie met de LDAP-server die TLS (Transport Layer Security) gebruikt. |
Hulpprogramma's
De volgende tabel bevat een beschrijving van de opdrachten in het menu Hulpprogramma's.
Optie | Details |
---|---|
Grote gehele getallen converteren |
Als u lange gehele getallen wilt converteren naar hoge en lage delen, typt u een waarde in het vak Reeks. |
Beveiligings-id opzoeken |
Als u de domain\user wilt bepalen die aan een bepaalde SID (beveiligings-id) is gekoppeld, typt u een SID bij Lijst van beveiligings-id's en klikt u op OK. De bijbehorende domain\user wordt weergegeven in het detailvenster. |