Met de instellingen op deze wizardpagina kunt u de computers opgeven die deel kunnen nemen aan verbindingen die met deze regel voor verbindingsbeveiliging worden gemaakt. De beveiligingsregel voor verbindingen geldt voor de communicatie tussen een willekeurige computer op Eindpunt 1 en een willekeurige computer op Eindpunt 2. Als de lokale computer een IP-adres heeft dat voorkomt in een van de opgegeven eindpuntinstellingen, mag deze via deze verbinding netwerkpakketten verzenden aan en ontvangen van computers die op het andere eindpunt voorkomen. Een eindpunt kan één computer of een groep computers zijn, die u kunt opgeven aan de hand van een IP-adres, een IP-subnetadres, een IP-adresbereik of een vooraf gedefinieerde set computers met een van de volgende functies: Standaardgateway, WINS-servers, DHCP-servers, DNS-servers of Lokaal subnet. Het lokale subnet is de verzameling van alle computers die voor deze computer beschikbaar zijn, met uitzondering van openbare IP-adressen (interfaces). Dit omvat zowel LAN-adressen (Local Area Network) als draadloze adressen.

Deze wizardpagina weergeven
  1. Klik in de MMC-module Windows-firewall met een geavanceerde beveiliging met de rechtermuisknop op Beveiligingsregels voor verbindingen en klik vervolgens op Nieuwe regel.

  2. Selecteer op de pagina Regeltype ofwel Server-naar-server ofwel Aangepast en klik vervolgens op Volgende.

Welke computers bevinden zich in Eindpunt 1?

In deze sectie kunt u de computers opgeven die deel uitmaken van Eindpunt 1 en die met deze regel kunnen communiceren met de computers die deel uitmaken van Eindpunt 2.

Elk IP-adres

Selecteer deze optie om aan te geven dat Eindpunt 1 bestaat uit willekeurige computers die moeten communiceren met een computer op Eindpunt 2. Al het netwerkverkeer dat bestemd is voor of afkomstig is van een computer op Eindpunt 2 komt overeen met deze regel en moet voldoen aan de bijbehorende verificatievereisten.

Deze IP-adressen

Selecteer deze optie om de IP-adressen op te geven van de computers die deel uitmaken van Eindpunt 1. Klik op Toevoegen of Bewerken om het dialoogvenster IP-adressen weer te geven waarin u vermeldingen kunt wijzigen of maken.

De interfacetypen wijzigen waarvoor deze regel geldt

Klik op Aanpassen om het dialoogvenster Type interfaces aanpassen en selecteer de typen netwerkadapters waarvoor deze regel geldt. Standaard wordt deze regel toegepast op alle netwerkadapters, ongeacht het type.

Welke computers bevinden zich in Eindpunt 2?

In deze sectie kunt u de computers opgeven die deel uitmaken van Eindpunt 2 en die met deze regel kunnen communiceren met de computers die deel uitmaken van Eindpunt 1.

Elk IP-adres

Selecteer deze optie om aan te geven dat Eindpunt 2 bestaat uit willekeurige computers die moeten communiceren met een computer op Eindpunt 1. Al het netwerkverkeer dat bestemd is voor of afkomstig is van een computer op Eindpunt 1 komt overeen met deze regel en moet voldoen aan de bijbehorende verificatievereisten.

Deze IP-adressen

Selecteer deze optie om de IP-adressen op te geven van de computers die deel uitmaken van Eindpunt 2. Klik op Toevoegen of Bewerken om het dialoogvenster IP-adressen weer te geven waarin u vermeldingen kunt wijzigen of maken.

Deze instellingen wijzigen

Wanneer u een regel voor verbindingsbeveiliging hebt gemaakt, kunt u deze instellingen wijzigen in het dialoogvenster met eigenschappen voor Beveiligingsregels voor verbindingen. Dit dialoogvenster wordt geopend wanneer u dubbelklikt op een regel in Beveiligingsregels voor verbindingen. Klik op de tab Computers als u de computers op Eindpunt 1 of Eindpunt 2 wilt wijzigen. Klik op de tab Geavanceerd en vervolgens onder Interfacetypen op Aanpassen als u de interfacetypen wilt wijzigen waarvoor deze regel geldt.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave