Met failoverclusters in Windows Server 2008 R2 kunt u op diverse manieren virtuele machines van het ene clusterknooppunt naar een ander verplaatsen. U kunt livemigratie, snelle migratie of verplaatsing van een virtuele machine naar een ander knooppunt uitvoeren.

Livemigratie, snelle migratie of verplaatsing van een virtuele machine naar een ander knooppunt uitvoeren
  1. Als het cluster dat u wilt configureren niet in de module Failoverclusterbeheer wordt weergegeven, klikt u met de rechtermuisknop op Failoverclusterbeheer, klikt u op Een cluster beheren en selecteert u het gewenste cluster of geeft u het gewenste cluster op.

  2. Als de consolestructuur is samengevouwen, kunt u deze uitvouwen onder de cluster die u wilt configureren.

  3. Vouw Services en toepassingen uit en klik op het geclusterde exemplaar dat de virtuele machine bevat die u wilt migreren of verplaatsen.

  4. Klik onder Acties (aan de rechterkant) op een van de volgende optie:

    • Livemigratie van deze virtuele machine naar een ander knooppunt uitvoeren

    • Virtuele machine(s) snel naar een ander knooppunt migreren

    • Virtuele machine(s) naar een ander knooppunt verplaatsen

    Zie Hyper-V en virtuele machines in de context van een cluster voor meer informatie over deze opties.

Aanvullende overwegingen

  • U opent de failoverclustermodule als volgt: klik op Start, klik op Systeembeheer en klik vervolgens op Failoverclusterbeheer. Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, controleert u of de gewenste actie wordt weergegeven en klikt vervolgens u op Ja.

  • Met livemigratie kunt u niet meerdere virtuele machines tegelijk verplaatsen. Op een server waarop Hyper-V wordt uitgevoerd, kan slechts één livemigratie (van of naar de server) tegelijk worden uitgevoerd.

  • Raadpleeg Instellingen voor een geclusterde virtuele machine wijzigen als u de instellingen van een geclusterde virtuele machine wilt wijzigen.

  • Voor livemigratie en snelle migratie raden wij u aan de hardware- en de systeeminstellingen van de knooppunten zo veel mogelijk overeen te laten komen om mogelijke problemen te minimaliseren.

  • Voor elke geclusterde virtuele machine kunt u ook opgeven welke actie moet worden uitgevoerd voordat de virtuele machine offline wordt gezet. Deze instelling heeft geen invloed op livemigratie, snelle migratie of niet-geplande failover. De instelling is alleen van invloed bij een verplaatsing (of het offline zetten van de bron met Windows PowerShell of een toepassing). Als u de instelling wilt opgeven, moet u na het selecteren van de geclusterde virtuele machine in de consolestructuur (aan de linkerkant) met de rechtermuisknop klikken op de bron van de virtuele machine die is weergegeven in het middelste deelvenster (niet aan de linkerkant) en vervolgens op Eigenschappen klikken. Klik op het tabblad Instellingen en selecteer een optie. De acties worden beschreven in Hyper-V en virtuele machines in de context van een cluster in de sectie 'Livemigratie, snelle migratie en verplaatsing van virtuele machines' in de informatie over het verplaatsen van virtuele machines.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave