In dit onderwerp worden failover- en failback-instellingen voor een geclusterde service of toepassing beschreven. U vindt er ook koppelingen naar informatie over andere instellingen die u voor een geclusterde service of toepassing kunt wijzigen.
- Failover- en failback-instellingen wijzigen, inclusief voorkeureigenaars
- Lijst met onderwerpen over het wijzigen van instellingen
Failover- en failback-instellingen wijzigen, inclusief voorkeureigenaars
U kunt de failover-instellingen wijzigen, inclusief voorkeureigenaars en failback-instellingen, om te bepalen hoe het cluster reageert wanneer de toepassing of service mislukt. U kunt deze instellingen configureren in het eigenschappenvenster voor de geclusterde service of toepassing (op het tabblad Algemeen of Failover). In de volgende tabel vindt u voorbeelden van deze instellingen.
Instellingen | Effect |
---|---|
Voorbeeld 1: Tabblad Algemeen, Voorkeureigenaar: knooppunt1 tabblad Failover, Failback-instelling: Failback toestaan (onmiddellijk) |
Als de service of toepassing mislukt van knooppunt1 naar knooppunt2, mislukt de service of toepassing terug naar knooppunt1 wanneer dat knooppunt weer beschikbaar komt. |
Voorbeeld 2: Tabblad Failover, Maximum aantal fouten in de opgegeven periode: 2 Tabblad Failover, Periode (uren): 6 |
Als de toepassing of service in een periode van zes uur niet vaker dan twee keer mislukt, wordt de toepassing of service elke keer opnieuw gestart of overgedragen. Als de toepassing of service voor de derde keer binnen zes uur mislukt, blijft de mislukte status behouden. De standaardwaarde voor het maximumaantal storingen is n-1, waarbij n het aantal knooppunten is. U kunt deze waarde wijzigen, maar het is raadzaam een relatief lage waarde te gebruiken, zodat de toepassing of service niet oneindig tussen knooppunten wordt verplaatst als er meerdere knooppuntstoringen optreden. |
Lijst met onderwerpen over het wijzigen van instellingen
In de volgende onderwerpen vindt u details over instellingen die u voor een geclusterde service of toepassing kunt wijzigen:
- Opslag toevoegen voor een geclusterde service of toepassing (Zie Opslag aan een failover-cluster toevoegen voor informatie over het toevoegen van een schijf aan het cluster zelf, zodat de schijf kan worden toegevoegd aan een geclusterde service of toepassing.)
- Bronnen toevoegen aan een geclusterde service of toepassing
- Failoverinstellingen voor een geclusterde service of toepassing wijzigen
- Instellingen voor een geclusterde virtuele machine wijzigen
- Gedeelde mappen in een geclusterde bestandsserver maken
- Afdrukinstellingen voor een geclusterde afdrukserver configureren
Aanvullende naslaginformatie
- Services of toepassingen configureren voor maximale beschikbaarheid
- Zie
https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=137832 voor informatie over het ontwerp en de implementatie van failoverclusters (pagina is mogelijk Engelstalig).