Nadat u het besturingssysteem hebt geïnstalleerd, moet u het systeem configureren en Component Services-beheer inschakelen voor het netwerk. U schakelt administratorbeheer in voor de systeemtoepassing. Tevens configureert u Component Services zodanig dat het netwerk wordt herkend. Dit doet u door computers zichtbaar te maken voor Component Services en door communicatie met onderdelen op andere computers in te schakelen via het configureren van DCOM. Deze configuratievereisten zijn van wezenlijk belang voor een juist beheer van Component Services.

Opmerking

Afhankelijk van de behoeften van uw systeem kan het nodig zijn om configuratietaken uit te voeren naast de taken die in de onderwerpen in deze sectie worden beschreven. Hoewel u de volgende eigenschappen mogelijk op een later tijdstip kunt configureren, is het van belang om er in een vroeg stadium rekening mee te houden:

  • Voor de module Component Services moet de DTC-service (Distributed Transaction Coordinator) worden uitgevoerd. Daarom moet u de DTC configureren. Zie Gedistribueerde transacties beheren voor meer informatie.

  • Als verbetering van de systeemschaalbaarheid voor u van belang is, kunt u Component Services zodanig configureren dat toepassingsprocessen die niet worden gebruikten, worden afgesloten. Zie het onderwerp over algemene COM+-taken (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=66607) voor meer informatie.


Inhoudsopgave