Als de computer die gebruikmaakt van Component Services, deel uitmaakt van een netwerk, heeft Component Services het DCOM-kabelprotocol nodig om te communiceren met COM-onderdelen (Component Object Model) op andere computers. In een Windows-systeem worden netwerkcomputers in eerste instantie standaard geconfigureerd voor DCOM. U kunt DCOM uitschakelen, maar dan is communicatie met onderdelen op andere computers niet meer mogelijk.

Met de volgende procedure kunt u DCOM in- of uitschakelen.

Als u deze procedure wilt uitvoeren, moet u minimaal lid zijn van de groep Administrators of een vergelijkbare groep.

DCOM in- of uitschakelen
  1. Open Component Services.

  2. Klik in de consolestructuur op de map Computers, klik met de rechtermuisknop op de computer waarvoor u DCOM wilt in- of uitschakelen en klik vervolgens op Eigenschappen.

  3. Klik op het tabblad Standaardeigenschappen.

  4. Schakel het selectievakje Gedistribueerde COM op deze computer inschakelen in als u DCOM wilt inschakelen. Schakel dit selectievakje uit als u DCOM wilt uitschakelen.

  5. Klik op OK.

Aanvullende overwegingen

  • Component Services maakt geen deel meer uit van Systeembeheer. Als u Component Services wilt openen, klikt u op Start. Typ dcomcnfg in het zoekvak en druk op ENTER.

  • Wanneer u de DCOM-service inschakelt, moet u ook de firewall configureren op de computer waarop het onderdeel wordt uitgevoerd en op de computer waarop Component Services wordt uitgevoerd. Zie het onderwerp over het gebruiken van gedistribueerde COM met firewalls (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=38001) voor informatie over het configureren van de firewall voor DCOM.

  • Als u DCOM op een externe computer uitschakelt, kunt u niet meer extern toegang tot deze computer verkrijgen om DCOM weer in te schakelen. Als u DCOM weer wilt inschakelen, moet u fysiek toegang tot deze computer hebben.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave