Installatieoverzicht van COM+-toepassingen

U kunt COM+-toepassingen ontwikkelen in uw eigen organisatie, waar de ontwikkelaar volledig op de hoogte is van de doelomgeving: gebruikersaccounts, gebruikersgroepen, servernamen, enzovoort. De ontwikkelaar configureert en exporteert de toepassing. De beheerder installeert de toepassing eenvoudigweg op het doelsysteem.

U kunt ook COM+-toepassingen aanschaffen bij een andere leverancier dan Microsoft. Als de leverancier van de toepassing geen bijbehorend installatieprogramma levert dat u begeleidt bij de vereiste installatiestappen, moet u de COM+-toepassing zelf installeren en configureren.

Configuratie van een COM+-toepassing wordt meestal uitgevoerd op een testcomputer en niet op een productiecomputer. Als u een testcomputer gebruikt, moet u de geconfigureerde COM+-toepassing en een COM+-toepassingsproxy uit de testcomputer exporteren en deze op de productiecomputers installeren.

Als u een COM+-toepassing handmatig installeert, moet u de volgende hoofdstappen uitvoeren. Afhankelijk van de wijze waarop de leverancier of de ontwikkelaar van de toepassing levert, zijn mogelijk niet alle stappen vereist. Zie de uitleg die eventueel bij de toepassing is geleverd voor meer informatie.

  1. Configureer de COM+toepassing op de testcomputer voor een specifieke doelomgeving.

  2. Exporteer omgevingsspecifieke installatiebestanden voor de client en installatiebestanden voor de server van de testcomputer.

  3. Installeer de COM+-toepassing of COM+-toepassingsproxy op de productiecomputers.

Zie COM+-toepassingen beheren voor procedures om deze stappen uit te voeren.

Test- en productiecomputers

Het is handig om toepassingen te installeren en te testen in een testomgeving die u kunt gebruiken om scenario's te simuleren die zich waarschijnlijk zullen voordoen nadat de toepassingen zijn geïmplementeerd op productiecomputers die door andere mensen in het netwerk worden gebruikt.

U kunt testomgevingen ook gebruiken om versies te beheren en onderdelen bij te werken. In plaats van configuratiewijzigingen aan te brengen of afzonderlijke onderdelen bij te werken voor een toepassing op productiecomputers, kunt u de toepassing wijzigen, in een testomgeving testen en vervolgens als een geheel exporteren en op de productiecomputers installeren.

In sommige gevallen is de configuratie voor de testomgeving en voor de productieomgeving identiek, en is het enige verschil dat de testomgeving niet openbaar toegankelijk is. In deze gevallen kunt u de geconfigureerde en geverifieerde toepassing gewoon repliceren van de testomgeving naar de productieomgeving.

COM+-toepassingsversies bijwerken

Als COM+-toepassingen verouderd zijn of niet meer worden gebruikt, moet u ze bijwerken of verwijderen. Als u een COM+-toepassing wilt bijwerken, moet u eerst de eerder geïnstalleerde versie verwijderen en vervolgens de bijgewerkte toepassing installeren.

Zie COM+-toepassingen verwijderen en COM+-servertoepassingen installeren om toepassingen te verwijderen en vervolgens te installeren.

Installatie van COM+-toepassingen op de server

Alle noodzakelijke informatie voor een COM+-servertoepassing bevindt zich in een servertoepassingsbestand (.MSI). Met de module Component Services of met Windows Installer kunt u de COM+-toepassing installeren vanuit het MSI-bestand.

Sla servertoepassingsbestanden alleen op in mappen met beperkte schrijfmachtigingen om niet-toegestane wijzigingen in uw geëxporteerde toepassingen te voorkomen. Onderteken uw servertoepassingsbestanden met Authenticode™ voor extra beveiliging. Zie het onderwerp over Authenticode (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=66679) voor meer informatie over het gebruik van Authenticode (pagina is mogelijk Engelstalig).

Als voor een onderdeel in een COM+-toepassing de installatie of configuratie van andere bronnen is vereist (databaseverbindingen, gegevens- of tekstbestanden, IIS-configuratie (Internet Information Services) van virtuele hoofdmappen, enzovoort), moeten deze bronnen worden geïnstalleerd met behulp van andere hulpprogramma's of hulpmiddelen dan Component Services.

Zie COM+-servertoepassingen installeren voor informatie over het installeren van een COM+-toepassing.

Installatie van COM+-toepassingen op de client

Nadat een COM+-servertoepassing op een computer is geïnstalleerd, kan het noodzakelijk zijn om extern toegang tot de toepassing te krijgen met DCOM of Message Queuing.

Als u wilt dat een toepassing extern toegankelijk is, kunt u de module Component Services gebruiken om een COM+-toepassingsproxy te exporteren. Het toepassingsproxybestand (.MSI) bevat de noodzakelijke informatie om via DCOM vanaf een clientcomputer extern toegang te krijgen tot klassen in een COM+-servertoepassing. Door het toepassingsproxybestand te gebruiken met de module Component Services, kunt u de COM+-toepassingsproxy installeren op de clientcomputers op uw locatie.

Het is mogelijk om een toepassingsproxy te maken die toegang krijgt tot een andere server dan de computer van waaraf de proxy is geëxporteerd. Dit is handig wanneer de toepassingsproxy voor een productiecomputer moet worden geëxporteerd vanaf een testcomputer. Als u de servernaam wilt wijzigen, klikt u in de module Component Services op het tabblad Opties in het eigenschappenvenster voor de computer en voert u de correcte naam van de externe server (RSN) van de toepassingsproxy in.

Zie COM+-toepassingsproxy's installeren voor informatie over het installeren van COM+-toepassingsproxy's.


Inhoudsopgave