Component Services is gericht op het beheer van COM+-toepassingen. Ontwikkelaars gebruiken COM+ om gedistribueerde toepassingen te ontwikkelen. Beheerders gebruiken Component Services om deze toepassingen te beheren. Een beheerder ontvangt een COM+-toepassingsbestand van een ontwikkelaar en implementeert deze toepassing vervolgens met Component Services op een servercomputer. Vervolgens configureert de beheerder machtigingen voor de toepassing, evenals andere instellingen.

Als beheerder kunt u COM+-toepassingen in principe op twee manieren implementeren en beheren. U kunt de module Component Services in MMC (Microsoft Management Console) gebruiken, of u kunt scripts schrijven om de implementatie en het beheer te automatiseren. In plaats van de MMC-module Component Services te gebruiken, kunt u elk van de taken automatiseren door code te schrijven waarin gebruik wordt gemaakt van beheerobjecten die worden geleverd via de DLL (Dynamic Link Library) COMAdmin Library. Zie de informatie over het automatiseren van COM+-beheer in het onderwerp over algemene COM+-taken (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=66607) voor een beschrijving van het gebruik van deze objecten (pagina is mogelijk Engelstalig).

Zie het onderwerp over COM+ (Component Services) (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=66575) voor volledige Component Services-bronnen voor ontwikkelaars (pagina is mogelijk Engelstalig).

In dit onderwerp vindt u een overzicht van de gangbaarste Component Services-taken en verwante begrippen.

Toepassingstypen van Component Services

De meeste beheertaken van Component Services hebben betrekking op het implementeren van toepassingen en onderdelen via het netwerk en op het optimaliseren van prestaties en beveiliging van de geïmplementeerde toepassingen en onderdelen. Welke taken u uitvoert, is afhankelijk van het type toepassing waarmee u werkt en de services die door de toepassing worden gebruikt.

Opmerking

In de onderwerpen die hier worden besproken, worden de instellingen die u kunt configureren met de module Component Services, slechts gedeeltelijk behandeld. Instellingen die niet in een onderwerp worden besproken, mogen alleen worden geconfigureerd door iemand met een gedegen kennis van de implementatie van het onderdeel of de toepassing. Deze instellingen, die worden besproken in het onderwerp over COM+ (Component Services) (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=66575) (pagina is mogelijk Engelstalig), worden doorgaans door de ontwikkelaar geconfigureerd voordat de toepassing wordt geleverd voor installatie en implementatie.

Toepassingen die u met de module Component Services beheert, worden onderverdeeld in twee categorieën: COM-toepassingen en COM+-toepassingen. Deze termen worden gebruikt in onderwerpen waar instellingen soms afhankelijk zijn van het type toepassing.

COM-toepassingen

De gedachte achter COM-toepassingen (Component Object Model) is volstrekt niet nieuw. 'COM' is de term die wordt gebruikt om groepen COM-onderdelen aan te duiden die zijn ontwikkeld om samen te werken. Een voorbeeld van een COM-toepassing is Microsoft® Office Excel®, dat bestaat uit een primair uitvoerbaar bestand en bijbehorende DLL's voor toepassingsuitbreidingen voor de spellingcontrole, Microsoft Visual Basic®-functies, enzovoort.

COM+-toepassingen

COM+-toepassingen zijn groepen COM-onderdelen die gezamenlijk zijn ontwikkeld en geconfigureerd om gebruik te maken van COM+-services, zoals transacties, plaatsing in een wachtrij, op rollen gebaseerde beveiliging, enzovoort. Wat een COM+-toepassing onderscheidt, is deels aangebracht in de onderdeelcode en wordt deels gedefinieerd via de module Component Services.

COM+-toepassingen kunnen worden verdeeld in twee typen, elk met verschillende beheerbehoeften. De twee typen toepassingen zijn COM+-servertoepassingen en COM+-bibliotheektoepassingen. COM+-servertoepassingen worden uitgevoerd in hun eigen procesruimte. Een servertoepassing kan bijvoorbeeld bestaan uit een groep DLL's die loonlijstverwerking inkapselen. COM+-bibliotheektoepassingen bestaan uit onderdelen die zijn ontwikkeld om te worden uitgevoerd in het proces van een hosttoepassing. Zo kunt u in een bibliotheektoepassing werken met enerzijds DLL's die services leveren aan andere toepassingsonderdelen en anderzijds DLL's die beveiligingskenmerken van deze onderdelen kunnen delen.

Beheertaken - overzicht

Beheertaken die u met Component Services uitvoert, worden verdeeld in vier algemene categorieën:

  • Het systeem configureren voor Component Services

  • Initiële services-instellingen configureren

  • COM+-toepassingen installeren en configureren

  • Component Services controleren en afstemmen

Opmerking

In dit onderwerp worden noodzakelijke of veel voorkomende taken behandeld. Daarnaast zijn er echter nog taken die u kunt uitvoeren als dit nodig is. Zie de documentatie voor de taakgebieden die u beheert voor een uitgebreider overzicht van alle taken.

Het systeem configureren voor Component Services

Wanneer u met COM+ aan de slag gaat, zijn er enkele aanpassingstaken die u moet uitvoeren voordat u de services kunt gebruiken met uw netwerk. Zo moet u eerst beheerbeveiliging instellen door met Component Services een gebruiker of groep toe te wijzen aan de rol Administrator van de systeemtoepassing. Zie Het systeem configureren voor Component Services voor meer informatie.

Initiële services-instellingen configureren

Wanneer u Component Services hebt geconfigureerd voor de eigenschappen van uw netwerk, moet u vervolgens de instellingen aanpassen die specifiek zijn voor de typen toepassingen en services die u in het netwerk wilt gebruiken.

Voorbeelden van de typen instellingen die u kunt configureren, zijn:

  • Als u wilt zorgen voor beveiliging van onderdelen die niet zijn geconfigureerd in COM+-toepassingen, met andere woorden COM-toepassingen of COM-onderdelen die onafhankelijk zijn geïmplementeerd, moet u mogelijk specifieke COM-beveiligingsinstellingen opgeven voor de desbetreffende computers. (Bij COM+-toepassingen kan daarentegen gebruik worden gemaakt van op rollen gebaseerde beveiliging.) Zie DCOM-toepassingen beheren voor meer informatie.

  • Als uw toepassingen gebruikmaken van gedistribueerde transacties, moet u opgeven of de Microsoft DTC (Distributed Transaction Coordinator) handmatig of automatisch wordt gestart op elke computer waarop deze wordt uitgevoerd. Als transacties worden gebruikt met Windows Clustering, moet u bovendien het netwerk hiervoor configureren. Zie Gedistribueerde transacties beheren voor meer informatie.

COM+-toepassingen installeren en configureren

Een COM+-toepassing moet worden geconfigureerd met instellingen die specifiek zijn voor de services die door de toepassing worden gebruikt. Nadat u de instellingen voor de toepassing hebt geconfigureerd, kunt u de bijbehorende onderdelen aan de client- en serverzijde installeren op computers in het netwerk. Voorbeelden van de typen taken die u kunt uitvoeren om COM+-toepassingen te installeren en te configureren, zijn:

  • Voordat u instellingen kunt configureren die bepalen hoe de COM+-toepassing zich gedraagt in het netwerk, installeert u de toepassing op een testcomputer om deze te configureren. Zie Informatie over het installeren van COM+-toepassingen voor meer informatie.

  • Om ervoor te zorgen dat de COM+-toepassing op de juiste wijze is geïntegreerd in het beveiligingsschema van het netwerk (met andere woorden: er is toegang tot zowel de toepassing als andere bronnen naar gelang de behoeften van het netwerk), moet u mogelijk gebruikers toevoegen aan de rollen van de toepassing en de beveiligingsidentiteit van de toepassing instellen. Zie Toepassingsspecifieke COM-beveiligingsconfiguratie instellen voor meer informatie.

  • Wanneer u de COM+-toepassing hebt geconfigureerd met betrekking tot beveiliging en de services die de toepassing moet gebruiken, moet u de desbetreffende onderdelen aan client- en serverzijde installeren op productiecomputers in het netwerk. Zie COM+-toepassingen beheren voor meer informatie.

Component Services controleren en afstemmen

Wanneer u onderdelen hebt geïmplementeerd die gebruikmaken van Component Services, kunt u deze services controleren om te kijken of de prestaties kunnen worden verbeterd en om storingen te verhelpen. In sommige gevallen kunnen wijzigingen die u aanbrengt in deze instellingen, met name met het oog op betere controle, de prestaties feitelijk nadelig beïnvloeden.

Voorbeelden van de typen taken die u kunt uitvoeren om uw onderdelen en toepassingen te controleren en af te stemmen, zijn:

  • Upgrades installeren zodra deze beschikbaar zijn.

  • Als u uw beveiligingsbeheer wilt optimaliseren, bijvoorbeeld om te voorkomen dat objecten per ongeluk of opzettelijk worden vrijgegeven, kunt u het traceren van verwijzingen gebruiken om extra beveiligingscontroles uit te voeren en extra informatie bij te houden.

  • Als toepassingen deelnemen aan gedistribueerde transacties, kunt u prestaties controleren door de transactiestatus, berichten en statistieken te bekijken. Ook kunt u de systeemprestaties mogelijk verbeteren door de grootte of de locatie te wijzigen van het logboekbestand waarin transactiestatistieken worden opgeslagen.

Zie het onderwerp over algemene COM+-taken (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=66607) voor informatie over taken met betrekking tot controle en afstemming die hier niet worden besproken (pagina is mogelijk Engelstalig).


Inhoudsopgave