In dit onderwerp wordt een procedure beschreven waarmee u de interactie van apparaten met Windows-opties voor energiebeheer kunt configureren. Hiertoe behoren instellingen waarmee u het energieverbruik van apparaten onder verschillende omstandigheden beheert en waarmee u bepaalt hoe door Windows op gebeurtenissen van de apparaten wordt gereageerd in de verschillende energiebesparende standen van de computer.

Met de instellingen voor energiebeheer kunt u in de configuratie van een apparaat opgeven dat het uit een energiebesparende stand wordt 'gewekt' als een bepaalde gebeurtenis zich voordoet. Het systeem kan bijvoorbeeld voor een binnenkomende oproep voor een modem worden gewaarschuwd als het in slaapstand is. U kunt ook opgeven dat een specifiek apparaat moet worden uitgeschakeld als het niet actief is, bijvoorbeeld om een oproep te beantwoorden.

Lidmaatschap van de lokale groep Administrators , of daaraan gelijk, is minimaal vereist om deze procedure te voltooien.

Energiebeheerinstellingen voor een apparaat wijzigen
  1. Apparaatbeheer openen.

  2. Dubbelklik op het type apparaat waarvoor u de energiebeheerinstellingen wilt wijzigen.

  3. Klik met de rechtermuisknop op het gewenste apparaat en klik vervolgens op Eigenschappen.

  4. Breng de gewenste wijzigingen aan op het tabblad Energiebeheer.

Opmerking

Het tabblad Energiebeheer wordt alleen weergegeven voor apparaatstuurprogramma's die de standaarden voor energiebeheer ondersteunen.

Aanvullende naslaginformatie

Apparaateigenschappen configureren


Inhoudsopgave