Een verwijzing is een geordende lijst met servers die een clientcomputer ontvangt van een domeincontroller of naamruimteserver wanneer de gebruiker een naamruimtehoofdmap of een DFS-map met doelen opent. Wanneer de computer de verwijzing ontvangt, wordt geprobeerd de eerste server in de lijst te openen. Als de server niet beschikbaar is, wordt geprobeerd de volgende server te openen. Als een server niet meer beschikbaar is, kunt u instellen dat clients de voorkeursserver gaan gebruiken als deze weer beschikbaar is.

De volgende secties bevatten informatie over het in- of uitschakelen van verwijzingen of het inschakelen van failback voor clients.

Verwijzingen in- of uitschakelen

Door de verwijzing van een naamruimteserver of een mapdoel uit te schakelen, kunt u voorkomen dat gebruikers worden omgeleid naar die naamruimteserver of dat mapdoel. Dit is handig als u een server tijdelijk offline wilt plaatsen voor onderhoud.

Verwijzingen in- of uitschakelen
  • Voer de volgende stappen uit om verwijzingen naar een mapdoel in of uit te schakelen:

    1. Klik in de consolestructuur van DFS-beheer onder het knooppunt Naamruimten op een map met doelen en klik in het detailvenster op het tabblad Mapdoelen.

    2. Klik met de rechtermuisknop op het mapdoel en klik vervolgens op Mapdoel uitschakelen of Mapdoel inschakelen.

  • Voer de volgende stappen uit om verwijzingen naar een naamruimteserver in of uit te schakelen:

    1. Selecteer de juiste naamruimte in de consolestructuur van DFS-beheer en klik vervolgens op het tabblad Naamruimteservers.

    2. Klik met de rechtermuisknop op de juiste naamruimteserver en klik vervolgens op Naamruimteserver uitschakelen of Naamruimteserver inschakelen.

Client-failback inschakelen

Als een doel niet meer beschikbaar is, kunt u instellen dat clients het doel weer gebruiken wanneer dit is hersteld. Voor failback moeten clientcomputers aan de vereisten voldoen die in het volgende onderwerp worden aangegeven: Overzicht van de clientvereisten voor DFS-naamruimten.

Client-failback inschakelen voor een naamruimtebasismap
  1. Klik op Start, wijs Systeembeheer aan en klik op DFS-beheer.

  2. Klik in de consolestructuur onder het knooppunt Naamruimten met de rechtermuisknop op een naamruimte en klik op Eigenschappen.

  3. Schakel op het tabblad Verwijzingen het selectievakje Clients gebruiken de voorkeursdoelen bij fouten in.

Mappen met doelen nemen de failback-instellingen van de client over van de naamruimtebasismap. Als client-failback is uitgeschakeld in de naamruimtebasismap, kunt u met de volgende procedure inschakelen dat de client een map met doelen gebruikt bij fouten.

Client-failback inschakelen voor een map met doelen
  1. Klik op Start, wijs Systeembeheer aan en klik op DFS-beheer.

  2. Klik in de consolestructuur onder het knooppunt Naamruimten met de rechtermuisknop op een map met doelen en klik op Eigenschappen.

  3. Schakel op het tabblad Verwijzingen het selectievakje Clients gebruiken de voorkeursdoelen bij fouten in.


Inhoudsopgave