DHCP-serverrol: een DHCP-server configureren

Op DHCP-servers worden IP-adressen en verwante gegevens centraal beheerd en automatisch aan clients doorgegeven. Op deze manier kunt u clientnetwerkinstellingen op een server configureren en hoeft u deze niet op elke afzonderlijke clientcomputer te configureren. Configureer deze computer als een DHCP-server als u wilt dat deze computer IP-adressen naar clients distribueert.

In dit onderwerp wordt beschreven welke basisstappen u moet uitvoeren om een DHCP-server te configureren. Als u klaar bent met het installeren van een basis-DHCP-server kunt u, afhankelijk van hoe u de DHCP-server wilt gebruiken, aanvullende configuratietaken uitvoeren.

Voordat u begint

Voordat u de computer als DHCP-server configureert, moet u de volgende punten controleren:

  • U bent bekend met de belangrijkste begrippen met betrekking tot DHCP zoals scopes, leases en opties.

  • Het besturingssysteem is juist geconfigureerd. In Windows Server® 2008 functioneert een DHCP-server alleen goed als het besturingssysteem en de bijbehorende services goed zijn geconfigureerd.

  • Deze computer heeft een statisch IP-adres (zie Het statische IP-adres van een DHCP-server configureren.)

  • Voor alle bestaande schijfvolumes wordt het NTFS-bestandssysteem gebruikt. FAT32-volumes zijn niet veilig en ondersteunen geen bestands- en mapcompressie, schijfquota, bestandsversleuteling en machtigingen voor afzonderlijke bestanden.

Als u de DHCP-serverfunctie toevoegt, maakt u één scope waarin de reeks IP-adressen is gedefinieerd die door de DHCP-server aan de clients op één subnet worden toegewezen. U moet een scope maken voor elk subnet met clients die u wilt beheren met DHCP. De volgende tabel bevat een overzicht met belangrijke informatie die u moet lezen voordat u de DHCP-serverrol toevoegt, zodat u de eerste scope kunt gaan maken. U moet voor elke aanvullende scope dezelfde informatie verzamelen.

Voordat u een DHCP-serverrol toevoegt Opmerkingen

Bekijk de DHCP-beveiligingsproblemen.

Beveiligingsproblemen beïnvloeden mogelijk de wijze waarop u DHCP-servers distribueert. U moet weten hoe beveiligingsgroepen door DHCP worden gebruikt. Zie Meer informatie over DHCP-beveiligingsgroepen voor meer informatie.

Geef de reeks IP-adressen aan die door de DHCP-server aan clients moeten worden toegewezen.

Gebruik het volledige bereik van opeenvolgende IP-adressen die het lokale IP-subnet vormen. In veel gevallen is een particulier adresbereik de beste keuze. Zie RFC 1918, 'Address Allocation for Private Internets', op de Internet Engineering Task Force-website voor meer informatie en een lijst met alle IP-adresbereikwaarden die zijn goedgekeurd voor gebruik in particuliere netwerken.

Bepaal het juiste subnetmasker voor de clients.

Wanneer de DHCP-server een IP-adres aan een client verleent, kan de server aanvullende configuratiegegevens opgeven, inclusief het subnetmasker.

Geef IP-adressen aan die niet door de DHCP-server aan clients moeten worden toegewezen.

Een server of een met het netwerk verbonden printer heeft bijvoorbeeld vaak een statisch IP-adres en dit IP-adres mag niet door de DHCP-server aan clients worden aangeboden.

Bepaal de duur van de lease van de IP-adressen.

De standaardinstelling is acht dagen. Over het algemeen moet de duur van de lease gelijk zijn aan de gemiddelde tijd dat de clients op dit subnet actief zijn. De ideale duur kan bijvoorbeeld langer zijn dan acht dagen als de clients desktopcomputers zijn die vrijwel nooit worden uitgezet of korter dan acht dagen als de clients mobiele apparaten zijn die het netwerk geregeld verlaten of geregeld van het ene naar het andere subnet worden verplaatst.

(Optioneel) Geef het IP-adres van de router (standaard-gateway) aan die clients moeten gebruiken voor de communicatie met clients op andere subnets.

Wanneer de DHCP-server een IP-adres in lease uitgeeft aan een client, kan de server aanvullende configuratiegegevens opgeven, inclusief het IP-adres van de router.

(Optioneel) Geef de naam van het DNS-domein van de clients op.

Wanneer de DHCP-server een IP-adres aan een client verleent, kan de server aanvullende configuratiegegevens opgeven, inclusief de naam van het DNS-domein waartoe de clients behoren.

(Optioneel) Geef het IP-adres op van de DNS-server die de clients moeten gebruiken.

Wanneer de DHCP-server een IP-adres aan een client verleent, kan de server aanvullende configuratiegegevens opgeven, inclusief het IP-adres van de DNS-server waarmee de clients verbinding moeten maken om de naam van een andere computer om te zetten.

(Optioneel) Geef het IP-adres op van de WINS-server die de clients moeten gebruiken.

Wanneer de DHCP-server een IP-adres aan een client verleent, kan de server aanvullende configuratiegegevens opgeven, inclusief het IP-adres van de WINS-server waarmee de clients verbinding moeten maken om de NetBIOS-naam van een andere computer om te zetten.

DHCP-server installeren

Een DHCP-server installeren
  1. Klik achtereenvolgens op Start, Systeembeheer en Serverbeheer en bevestig Gebruikersaccountbeheer.

  2. Klik in Roloverzicht op Rollen toevoegen, klik op Volgende, schakel DHCP-server in en klik op Volgende.

Aanvullende bronnen

Raadpleeg de Windows Server 2008-documentatie op de website van Microsoft TechNet voor actuele en gedetailleerde informatie voor IT-professionals over DHCP en serverfuncties (pagina is mogelijk Engelstalig).


Inhoudsopgave