Het installeren van een DNS-server (Domain Name System) houdt in dat u de rol van DNS-server toevoegt aan een bestaande Windows Server 2008-server. U kunt de rol van DNS-server ook installeren wanneer u de AD DS-rol (Active Directory Domain Services) installeert. Dit is de beste manier om de rol van DNS-server te installeren als u de naamruimte van uw DNS-domein wilt integreren in de naamruimte van het AD DS-domein.

Er is minimaal lidmaatschap van de groep Administrators of een gelijkwaardige groep vereist om deze procedure te kunnen voltooien. Bekijk de details over het gebruik van de juiste accounts en groeplidmaatschappen op https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=83477.

Een DNS-server installeren
  1. Open Serverbeheer. Dit doet u door achtereenvolgens op Start en Serverbeheer te klikken.

  2. Klik in het resultatenvenster op Rollen toevoegen onder Roloverzicht.

  3. Als de pagina Voordat u begint wordt weergegeven in de wizard Rollen toevoegen, klikt u op Volgende.

  4. Klik in de lijst Rollen op DNS-server en vervolgens op Volgende.

  5. Lees de informatie op de pagina DNS-server en klik op Volgende.

  6. Controleer op de pagina Installatieopties bevestigen of de rol van DNS-server zal worden geïnstalleerd en klik op Installeren.

Aanvullende overwegingen

  • U kunt de computer het best configureren voor het gebruik van een statisch IP-adres. Als de DNS-server wordt geconfigureerd voor het gebruik van door DHCP toegewezen dynamische adressen en de DHCP-server een nieuw IP-adres aan de DNS-server toewijst, kunnen de DNS-clients die voor gebruik van het vorige IP-adres van die DNS-server zijn geconfigureerd, het vorige IP-adres niet omzetten en de DNS-server niet vinden.

  • Na het installeren van een DNS-server kunt u bepalen hoe u de server en de serverzones wilt beheren. Hoewel u de opstart- en zonebestanden van de server met een teksteditor kunt wijzigen, verdient deze methode geen aanbeveling. DNS-beheer en het DNS-opdrachtregelprogramma dnscmd vereenvoudigen het onderhoud van deze bestanden en moeten waar mogelijk worden gebruikt. Wanneer u eenmaal DNS-beheer of opdrachtregelbeheer op deze bestanden hebt toegepast, kunt u de bestanden beter niet langer handmatig bewerken.

  • DNS-zones die in AD DS zijn geïntegreerd, kunnen alleen met DNS-beheer of het opdrachtregelprogramma dnscmd worden beheerd. U kunt deze zones niet met een teksteditor beheren.

  • Als u een DNS-server verwijdert die als host voor met AD DS geïntegreerde zones fungeert, worden deze zones opgeslagen of verwijderd al naar gelang hun opslagtype. De zonegegevens worden voor alle opslagtypen opgeslagen op andere domeincontrollers of DNS-servers. De zonegegevens worden alleen verwijderd als de DNS-server die u verwijdert, de laatste DNS-server is die als host voor die zone fungeert.

  • Wanneer u een DNS-server verwijdert die als host voor standaard-DNS-zones fungeert, blijven de zonebestanden in de map %systemroot%\system32\Dns staan maar worden deze gegevens niet opnieuw geladen als de DNS-server opnieuw wordt geïnstalleerd. Als u een nieuwe zone maakt met dezelfde naam als een oude zone, wordt het oude zonebestand vervangen door het nieuwe.

  • Wanneer DNS-servers opstart- en zonegegevens naar tekstbestanden schrijven, wordt gebruik gemaakt van de BIND-bestandsindeling (Berkeley Internet Name Domain) die wordt herkend door oudere BIND 4-servers, niet van de recentere BIND 8-indeling.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave