Wanneer u eenmaal een zone hebt gemaakt, moet u er bronrecords aan toevoegen. Hier volgt een overzicht van de meest gangbare bronrecords die u kunt toevoegen:

  • Hostbronrecords (A): hiermee wordt een DNS-domeinnaam (Domain Name System) toegewezen aan een IP-adres dat wordt gebruikt voor een computer.

  • Aliasbronrecords (CNAME): hiermee wordt een DNS-aliasnaam toegewezen aan een andere primaire of canonieke naam.

  • Mail Exchanger-bronrecords (MX): hiermee wordt een DNS-domeinnaam toegewezen aan de naam van een computer waarmee e-mail wordt uitgewisseld of doorgestuurd.

  • Pointer-bronrecords (PTR): hiermee wordt een reverse DNS-domeinnaam toegewezen die is gebaseerd op het IP-adres van een computer die verwijst naar de forward DNS-domeinnaam van die computer.

  • Service Location-bronrecords (SRV): hiermee wordt een DNS-domeinnaam toegewezen aan een opgegeven lijst van DNS-hostcomputers die een specifiek type service bieden, bijvoorbeeld Active Directory-domeincontrollers.

  • Andere bronrecords (naar behoefte).

Hostbronrecords (A)

U gebruikt hostbronrecords (A) in een zone om de DNS-domeinnamen van computers (of hosts) te koppelen aan de bijbehorende IP-adressen. U kunt deze op diverse manieren aan een zone toevoegen:

  • Met DNS-beheer kunt u handmatig een hostbronrecord (A) maken voor een statische TCP/IP-clientcomputer.

  • Via de DHCP-service worden de hostbronrecords (A) van Windows-clients en -servers dynamisch geregistreerd en bijgewerkt in DNS wanneer de IP-configuratie verandert.

  • De hostbronrecords (A) van clientcomputers met ondersteuning voor DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) waarop eerdere versies van Microsoft-besturingssystemen worden uitgevoerd, kunnen bij volmacht worden geregistreerd en bijgewerkt als deze computers hun IP-leases verkrijgen van een gekwalificeerde DHCP-server. (Alleen de DHCP Server-service van Windows 2000, Windows Server 2003 en Windows Server 2008 ondersteunt deze functionaliteit).

De hostbronrecords (A) zijn niet voor alle computers nodig, maar wel voor computers waarop netwerkbronnen wordt gedeeld. Als een computer gebruikmaakt van gedeelde bronnen en aan de hand van de bijbehorende DNS-domeinnaam moet worden aangeduid, moet DNS-naamomzetting voor het IP-adres van de computer wordt verzorgd met behulp van hostbronrecords (A).

De meeste vereiste hostbronrecords (A) in een zone kunnen andere werkstations of servers bevatten die gebruikmaken van gedeelde bronnen, andere DNS-servers, e-mailservers en webservers. Deze bronrecords maken de hoofdmoot uit van de bronrecords in een zonedatabase.

Aliasbronrecords (CNAME)

Aliasbronrecords (CNAME) worden ook wel canonieke naambronrecords genoemd. Met behulp van deze records kunt u meerdere namen gebruiken om één host aan te duiden. Zodoende kunt bijvoorbeeld zowel een FTP-server (File Transfer Protocol) als een webserver onderbrengen op dezelfde computer. Voor de bekende servernamen (ftp, www) zijn bijvoorbeeld aliasbronrecords (CNAME) geregistreerd die zijn toegewezen aan de DNS-hostnaam (bijvoorbeeld server-1) voor de servercomputer waarop deze services zijn ondergebracht.

Aliasbronrecords (CNAME) lenen zich bij uitstek voor de volgende scenario's:

  • De naam van een host die is opgegeven in een hostbronrecord (A) in dezelfde zone moet worden gewijzigd.

  • De algemene naam van een bekende server, zoals www, moet worden omgezet in de namen van een groep afzonderlijke computers (elk met een afzonderlijke hostbronrecord (A)) die dezelfde service bieden, bijvoorbeeld in een groep redundante webservers.

Wanneer u de naam van een computer met een bestaande hostbronrecord (A) in de zone wijzigt, kunt u tijdelijk een aliasbronrecord (CNAME) gebruiken tijdens de overgangsperiode. Op die manier hebben gebruikers en programma's voldoende tijd om van de oude computernaam over te schakelen op de nieuwe. Dat doet u als volgt:

  • Voeg voor de nieuwe DNS-domeinnaam van de computer een nieuwe hostbronrecord (A) toe aan de zone.

  • Voeg voor de oude DNS-domeinnaam een aliasbronrecord (CNAME) toe die verwijst naar de nieuwe hostbronrecord (A).

  • Verwijder de oorspronkelijke hostbronrecord (A) voor de oude DNS-domeinnaam (en de bijbehorende pointer-bronrecord (PTR), indien van toepassing) uit de zone.

Wanneer u een aliasbronrecord (CNAME) gebruikt om een alias aan een computer toe te wijzen of de naam ervan te wijzigen, geeft u aan hoelang de record in de zone wordt gebruikt voordat deze uit DNS wordt verwijderd. Als u de aliasbronrecord (CNAME) vergeet te verwijderen en de bijbehorende hostbronrecord (A) later wordt verwijderd, kunnen er kostbare serverbronnen worden verspild aan het afhandelen van queryaanvragen voor een naam in de aliasbronrecord (CNAME) die niet meer in het netwerk wordt gebruikt.

Een aliasbronrecord (CNAME) wordt meestal gebruikt om een permanente domeinnaam met DNS-alias in te stellen voor de omzetting van algemene namen van een servicenaam, zoals www.tailspintoys.com, in de adressen van meerdere computers of één IP-adres op een webserver. Hier volgt een voorbeeld van de basissyntaxis van een aliasbronrecord (CNAME):

aliasnaam IN CNAME primaire_canonieke_naam

In dit voorbeeld fungeert de computer host-a.tailspintoys.com als webserver met de naam www.tailspintoys.com én als FTP-server met de naam ftp.tailspintoys.com. U kunt een naam aan deze computer toewijzen door de volgende CNAME-vermeldingen toe te voegen aan de zone tailspintoys.com:

host-a    IN  A      10.0.0.20
ftp       IN  CNAME  host-a
www       IN  CNAME  host-a

Mocht u de FTP-server later naar een andere computer willen verplaatsen en deze afzonderlijk van de webserver op host-a willen onderbrengen, dan hoeft u alleen de aliasbronrecord (CNAME) in de zone voor ftp.tailspintoys.com te wijzigen en een extra hostbronrecord (A) toe te voegen aan de zone voor de nieuwe computer die onderdak biedt aan de FTP-server.

Als de nieuwe computer host-b.tailspintoys.com heet, zien de nieuwe en de herziene hostbronrecord (A) en aliasbronrecord (CNAME) er op basis van het voorgaande voorbeeld als volgt uit:

host-a    IN  A      10.0.0.20
host-b    IN  A      10.0.0.21
ftp       IN  CNAME  host-b
www       IN  CNAME  host-a

Mail Exchanger-bronrecords (MX)

E-mailtoepassingen zoeken aan de hand van de Mail Exchanger-bronrecord (MX) een e-mailserver op basis van een DNS-domeinnaam in het bestemmingsadres voor het e-mailadres in een bericht. Met behulp van een DNS-query voor de naam voorbeeld.tailspintoys.com kan bijvoorbeeld worden gezocht naar een Mail Exchanger-bronrecord (MX). Op die manier kan een e-mailtoepassing e-mail doorsturen naar een gebruiker met het e-mailadres gebruiker@tailspintoys.com.

De Mail Exchanger-bronrecord (MX) bevat de DNS-domeinnaam voor de computer of computers die de e-mail voor een domein verwerken. Als er meerdere Mail Exchanger-bronrecords (MX) zijn, probeert de DNS Client-service contact te maken met de e-mailservers, in volgorde van prioriteit: van de servers met de laagste waarde (hoogste prioriteit) naar de servers met de hoogste waarde (laagste prioriteit). Hier volgt een voorbeeld van de basissyntaxis van een Mail Exchanger-bronrecord (MX):

e-maildomeinnaam IN MX voorkeur e-mailserverhost

Op basis van de Mail Exchanger-bronrecords (MX) in het volgende voorbeeld voor de zone tailspintoys.com, wordt e-mail die is geadresseerd aan gebruiker@tailspintoys.com zo mogelijk eerst bezorgd bij gebruiker@emailserver0.tailspintoys.com. Als deze server niet beschikbaar is, kan de resolver-client in plaats daarvan gebruiker@emailserver1.tailspintoys.com gebruiken.

@         IN  MX   1    mailserver0
@         IN  MX   2    mailserver1

Het gebruik van het apenstaartje of at-teken (@) in de records geeft aan dat de DNS-domeinnaam van de mailer identiek is aan de naam van de oorsprong (tailspintoys.com) voor de zone.

Pointer-bronrecords (PTR)

Pointer-bronrecords (PTR) ondersteunen reverse lookup, op basis van zones die worden gemaakt in het domein in-addr.arpa en dit als basis hebben. Aan de hand van deze records kan een computer worden gevonden op basis van het IP-adres en kan deze informatie worden omgezet in de DNS-domeinnaam voor die computer.

Pointer-bronrecords (PTR) kunnen op diverse manieren aan een zone worden toegevoegd:

  • Met behulp van DNS kunt u handmatig een pointer-bronrecord (PTR) maken voor een statische TCP/IP-clientcomputer, hetzij in een afzonderlijke procedure, hetzij als onderdeel van de procedure voor het maken van een hostbronrecord (A).

  • Via de DHCP Client-service kunnen de pointer-bronrecords (PTR) van computers dynamisch worden geregistreerd en bijgewerkt in DNS wanneer de IP-configuratie verandert.

  • De pointer-bronrecords (PTR) van alle andere clientcomputers met ondersteuning voor DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) kunnen worden geregistreerd en bijgewerkt door de DHCP-server als deze computers hun IP-leases verkrijgen van een gekwalificeerde server. De DHCP Server-service van Windows 2000, Windows Server 2003 en Windows Server 2008 biedt deze mogelijkheid.

De pointer-bronrecord (PTR) wordt uitsluitend gebruikt ter ondersteuning van reverse lookup in zones voor reverse lookup.

Service Location-bronrecords (SRV)

Service Location-bronrecords zijn vereist voor het vinden van Active Directory-domeincontrollers. Wanneer u AD DS (Active Directory Domain Services) installeert, kunt u handmatig beheer van Service Location-bronrecords (SRV) gewoonlijk vermijden.

Standaard probeert de wizard Active Directory Domain Services installeren een DNS-server te vinden aan de hand van de lijst van voorkeursservers of alternatieve servers voor DNS, die zijn opgegeven in de eigenschappen voor de TCP/IP-clients, voor alle actieve netwerkverbindingen. Als contact wordt gemaakt met een DNS-server die dynamische updates accepteert voor de Service Location-bronrecord (SRV), is de configuratie voltooid. (Dit geldt ook voor andere bronrecords die te maken hebben met de registratie van AD DS als service in DNS).

Als tijdens de installatie geen DNS-server wordt gevonden die updates accepteert voor de DNS-domeinnaam die wordt gebruikt als naam in Active Directory, kan de wizard lokaal een DNS-server installeren en hiervoor automatisch een zone configureren ter ondersteuning van het Active Directory-domein.

Als het Active Directory-domein dat u kiest voor uw eerste domein in het forest voorbeeld.tailspintoys.com is, kunt u een zone toevoegen en configureren die als basis de DNS-domeinnaam voorbeeld.tailspintoys.com heeft voor gebruik met de DNS-server die op de nieuwe domeincontroller actief is.

Het is mogelijk dat de Service Location-bronrecord (SRV) later ook kan worden gebruikt om andere bekende TCP/IP-services in uw netwerk te registreren en op te zoeken, als DNS-naamquery's met dit type records worden gebruikt en ondersteund in toepassingen.

Andere bron records

Windows Server 2008 DNS ondersteunt daarnaast andere bronrecords die in de meeste zones minder vaak worden gebruikt. Met DNS-beheer kunt u deze aanvullende bronrecords zo nodig toevoegen.


Inhoudsopgave