Het Postvak UIT is de wachtrij van alle faxen die nog moeten worden verzonden of waarvan de verzending nog aan de gang is. Als u faxen met meerdere faxapparaten verzendt, is het Postvak UIT de collectieve wachtrij voor al deze apparaten. Zodra een fax correct is verzonden, wordt deze naar het archief verplaatst.

U kunt de map Postvak UIT weergeven met behulp van Windows Faxen en scannen. U opent Windows Faxen en scannen door achtereenvolgens op Start, op Alle programma's en op Windows Faxen en scannen te klikken.

Beheerders kunnen Fax Service-beheer gebruiken om de volgende eigenschappen voor het Postvak UIT en uitgaande faxen te configureren:

  • Vaandel toevoegen. Deze optie is standaard ingeschakeld. U kunt een vaandel aan uitgaande faxen toevoegen. Een vaandel is tekst die aan elke pagina van een verzonden fax wordt toegevoegd. De vaandelindeling kan niet worden gewijzigd. Als de vaandelinformatie echter niet volledig past, wordt een kortere versie weergegeven. Een vaandel bevat informatie zoals:

    • Datum en tijdstip van verzending

    • Van: TSID van afzender

    • Telefoonnummer van de bestemming (alleen in de volledige versie van het vaandel)

    • Paginanummer en totaal aantal pagina's

  • Gebruik van persoonlijke faxvoorbladen toestaan. Deze optie is standaard ingeschakeld. U kunt gebruikers in staat stellen aangepaste faxvoorbladen aan uitgaande faxen toe te voegen. Als u deze functie niet inschakelt, kunnen gebruikers die via een externe faxprinterverbinding met de faxserver werken, alleen kiezen uit faxvoorbladsjablonen op de faxservercomputer.

  • Identificatie van verzendend station (TSID) gebruiken. Deze optie is standaard ingeschakeld. U kunt opgeven dat de TSID voor het apparaat moet worden gebruikt. Als u deze optie niet inschakelt, wordt het faxnummer van de afzender, zoals opgegeven op het eigenschappenblad Gegevens van de afzender, als TSID in de uitgaande fax vermeld in Windows Faxen en scannen. Als u een fax verzendt met behulp van een programma, wordt echter niet het faxnummer van de afzender gebruikt maar de TSID-parameter die in de API (Application Programming Interface) is opgegeven. Zie De verzendfunctie van faxapparaten inschakelen voor meer informatie over het configureren van TSID's.

  • Aantal nieuwe pogingen. U kunt opgeven hoe vaak moet worden geprobeerd faxen te versturen na een mislukte poging tot verbinden of verzenden. Als het na het maximum aantal pogingen niet is gelukt de uitgaande fax te versturen, blijft de fax in het Postvak UIT staan tot deze wordt verwijderd of tot u de mislukte verzending opnieuw start. De standaardwaarde is 3.

  • Opnieuw proberen na. U kunt het aantal minuten tussen pogingen tot het verzenden van een fax instellen. Wanneer het maximum aantal pogingen zonder succes is verricht, kan de gebruiker de verzending opnieuw starten, waardoor het aantal pogingen weer op de beginwaarde wordt ingesteld. De standaardwaarde is 10 minuten.

  • Begin/Einde van het dalurentarief. U kunt opgeven wanneer dalurentarieven voor de faxlijn gelden, en faxen gedurende deze periodes verzenden. De verwerking ven een dalurenfaxtaak kan in geen geval buiten de opgegeven dalurenperiode van start gaan. Bij het verzenden van een lange fax kan het echter gebeuren dat de dalurenfaxtaak gedeeltelijk buiten de opgegeven dalurenperiode wordt verwerkt. De standaardwaarde voor beide opties is 12:00.

  • Faxen automatisch verwijderen indien ouder dan. Deze optie is standaard uitgeschakeld. U kunt opgeven dat mislukte faxen in de faxwachtrij na een bepaalde periode automatisch worden verwijderd. De faxwachtrij bestaat uit de map Postvak UIT en de map Binnenkomend. De standaardwaarde voor het aantal dagen is 1.

Het Postvak UIT en de verzending van uitgaande faxen configureren
  1. Open Fax Service-beheer.

  2. Klik in het linkerdeelvenster met de rechtermuisknop op Fax en klik vervolgens op Eigenschappen.

  3. Voer de volgende handelingen uit op het tabblad Postvak UIT:

    1. Schakel het selectievakje Vaandel toevoegen in om verzendingsgegevens af te drukken op de rand van elke pagina van uitgaande faxen.

    2. Schakel het selectievakje Gebruik van persoonlijke faxvoorbladen toestaan in om gebruikers in staat te stellen faxvoorbladen uit hun map met persoonlijke faxvoorbladen toe te voegen aan de faxen die ze verzenden.

    3. Schakel het selectievakje Identificatie van verzendend station (TSID) gebruiken in om elke uitgaande fax te voorzien van identificatiegegevens over de faxafzender.

    4. Geef in het vak Aantal nieuwe pogingen op hoe vaak moet worden geprobeerd een mislukte uitgaande fax opnieuw te versturen.

    5. Geef in het vak Opnieuw proberen na op hoeveel minuten moet worden gewacht tussen pogingen tot het verzenden van een mislukte uitgaande fax.

    6. Geef in het vak Begin van het dalurentarief op vanaf welk tijdstip dalurentarieven in aanmerking worden genomen bij het verzenden van faxen.

    7. Geef in het vak Einde van het dalurentarief op tot welk tijdstip dalurentarieven in aanmerking worden genomen bij het verzenden van faxen.

    8. Schakel het selectievakje Faxen automatisch verwijderen indien ouder dan <aantal> dagen in om op te geven hoe lang niet-verzonden faxen in het Postvak UIT of de map met uitgaande faxen mogen blijven staan voordat ze automatisch worden verwijderd.

Aanvullende overwegingen

  • U kunt alleen faxonderdelen configureren als u lid bent van de groep Administrators of als de juiste bevoegdheid aan u is overgedragen.

  • Als u Fax Service-beheer wilt openen, klikt u op Start, wijst u Systeembeheer aan en klikt u vervolgens op Fax Service-beheer.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave