De WMI-technologie (Windows Management Instrumentation) is de Microsoft-implementatie van het WBEM-initiatief (Web-Based Enterprise Management) van de DMTF (Distributed Management Task Force). Hiermee wordt het CIM (Common Information Model) uitgebreid, zodat beheerobjecten kunnen worden vertegenwoordigd in Windows-beheeromgevingen. Het CIM, tevens een DMTF-standaard, is een uitbreidbaar gegevensmodel voor het logisch indelen van beheerobjecten op consistente en uniforme wijze binnen een beheerde omgeving.

WBEM is gebaseerd op het CIM en is een initiatief en een technologie van de DMTF waarmee standaarden worden ingesteld voor de beheerinfrastructuur. Hiermee wordt een gestandaardiseerde methode geboden voor toegang tot informatie vanaf uiteenlopende hardware- en softwarematige beheersystemen in een bedrijfsomgeving. Met behulp van de WBEM-standaarden kunnen ontwikkelaars hulpprogramma's en technologieën maken waarmee de complexiteit en kosten van beheer binnen ondernemingen worden verminderd. Door het bieden van dergelijke standaarden, draagt WBEM bij aan de pogingen binnen de branche om de TCO (Total Cost of Ownership) te verlagen. TCO verwijst naar de beheerkosten die verband houden met de aankoop van computerhardware en -software, de implementatie en configuratie, updates voor de hardware en software, training, onderhoud en technische ondersteuning.

WBEM biedt een geïntegreerd, centraal toegangspunt voor gegevens van beheerbronnen, en biedt een aanvulling op en uitbreiding voor bestaande beheerprotocollen en -instrumenten zoals SNMP (Simple Network Management Protocol), DMI (Desktop Management Interface) en CMIP (Common Management Information Protocol).

WMI-technologie (Windows Management Instrumentation)

De WMI-technologie (Windows Management Instrumentation) is een beheerinfrastructuur die ondersteuning biedt voor de syntaxis van CIM, MOF (Managed Object Format), en een gemeenschappelijke programmeerinterface. Met de MOF-syntaxis worden de structuur en inhoud van het CIM-schema in voor mensen of voor machines leesbare vorm gedefinieerd. WMI biedt een krachtige verzameling services, waaronder het ophalen van gegevens op basis van query's en melding van gebeurtenissen. Deze services en de beheergegevens zijn toegankelijk via een COM-programmeerinterface (Component Object Model). De scriptinterface van WMI biedt tevens ondersteuning voor het gebruik van scripts.

De WMI-technologie biedt:

  • Toegang voor het bewaken, via opdrachten besturen en het beheer van beheerde objecten via een gemeenschappelijke, uniforme set interfaces, ongeacht het onderliggende instrumentatiemechanisme. WMI is een toegangsmechanisme.

  • Een consistent model voor het uitvoeren, de configuratie en het bijhouden van de status van het Windows-besturingssysteem.

  • Een COM API (Application Programming Interface) die één centraal toegangspunt biedt voor alle beheerinformatie.

  • Interoperabiliteit met andere Windows-beheerservices. Dankzij deze aanpak kan het proces van het maken van geïntegreerde beheeroplossingen met een toepasselijke architectuur worden vereenvoudigd.

  • Een flexibele, uitbreidbare architectuur. Ontwikkelaars kunnen de gegevens uitbreiden, zodat nieuwe apparaten, toepassingen enzovoort kunnen worden gebruikt, door het schrijven van codemodules die WMI-providers worden genoemd.

  • Uitbreidingen voor het WDM (Windows Driver Model) voor het vastleggen van instrumentatiegegevens en -gebeurtenissen van apparaatstuurprogramma's en kernel-onderdelen.

  • Een krachtige architectuur voor gebeurtenissen. Hiermee kunnen wijzigingen in de beheergegevens worden vastgesteld, samengevoegd, vergeleken en gekoppeld aan andere beheergegevens. Deze wijzigingen kunnen tevens worden doorgestuurd naar lokale of externe beheertoepassingen.

  • Een zeer veelzijdige querytaal waarmee gedetailleerde query's op het informatiemodel kunnen worden toegepast.

  • Een in scripts verwerkbare API waarmee ontwikkelaars beheertoepassingen kunnen maken. Deze in scripts verwerkbare API ondersteunt verschillende talen, waaronder Microsoft Visual Basic-, Visual Basic for Applications- (VBA), Visual Basic-, Scripting Edition- (VBScript) en Microsoft JScript-ontwikkelingssoftware. Naast VBScript en JScript kunnen gebruikers elke implementatie van scripttalen gebruiken die ondersteuning biedt voor de Microsoft ActiveX-scripttechnologie in combinatie met deze API (bijvoorbeeld een Perl-scriptengine). Daarnaast kunt u de Windows Script Host of Microsoft Internet Explorer gebruiken voor het schrijven van scripts met behulp van deze interface. Windows Script Host fungeert, net als Internet Explorer, als een besturingsengine voor ActiveX-scriptengines. Windows Script Host ondersteunt scripts die geschreven zijn in VBScript en JScript.

Overzicht van WMI-architectuur

De architectuur voor de WMI-technologie bestaat uit het volgende:

  • Een beheerinfrastructuur - deze omvat CIM-objectbeheer, dat toepassingen biedt met uniforme toegang tot beheergegevens, en een centraal opslaggebied voor beheergegevens, de opslagplaats voor CIM-objectbeheer

  • WMI-providers - deze fungeren als tussenstation tussen CIM-objectbeheer en beheerde objecten. Met behulp van de WMI API's leveren de providers CIM-objectbeheer gegevens van beheerde objecten, handelen deze aanvragen af namens beheertoepassingen en genereren deze gebeurtenismeldingen.

De beheerinfrastructuur bestaat uit CIM-objectbeheer en de opslagplaats voor CIM-objectbeheer. Toepassingen zijn afhankelijk van het objectbeheer, dat fungeert als interface tussen beheertoepassingen en gegevensproviders. WM-maakt deze communicatie mogelijk via een gemeenschappelijke programmeerinterface voor Windows-beheerservices met behulp van COM. Deze COM API biedt services voor het melden van gebeurtenissen en het verwerken van query's, en kan worden gebruikt in verschillende omgevingen met programmeertalen, zoals C en C++. De opslagplaats voor CIM-objectbeheer bevat de CIM- en uitbreidingsschema's, en informatie over de gegevens of details over gegevensbronnen. CIM-objectbeheer maakt gebruik van de schemagegevens van deze opslagplaats bij het uitvoeren van aanvragen van beheertoepassingen voor beheerde objecten.

Beheerde objecten zijn fysieke of logische bedrijfsonderdelen die zijn gemodelleerd met behulp van CIM. Een beheerd object kan bijvoorbeeld hardware als een kabel zijn, of software zoals een databasetoepassing. Beheertoepassingen krijgen toegang tot beheerde objecten via CIM-objectbeheer.

Beheertoepassingen zijn toepassingen of Windows-services die informatie gebruiken of verwerken die afkomstig is van beheerde objecten. Beheertoepassingen kunnen gegevens over beheerde objecten beheren via het doen van een aanvraag bij CIM-objectbeheer via een van de methoden in de WMI API.

WMI-providers zijn standaard-COM- en DCOM-servers (Distributed Component Object Model) die fungeren als tussenstation tussen beheerde objecten en CIM-objectbeheer. Als CIM-objectbeheer een aanvraag ontvangt van een beheertoepassing voor gegevens die niet beschikbaar zijn in de opslagplaats voor CIM-objectbeheer of voor gebeurtenismeldingen die niet worden ondersteund door CIM-objectbeheer, wordt de aanvraag doorgestuurd naar een WMI-provider. Providers leveren gegevens en gebeurtenismeldingen voor beheerde objecten die binnen hun specifieke domein bestaan.

Voor implementatie van een provider, moet u een van de volgende ondersteunde servertypen gebruiken:

• Microsoft Windows 2008-services, lokaal of extern.

• Standaard uitvoerbare bestanden (EXE-bestanden), lokaal of extern.

• In-process DLL's (Dynamic-Link Libraries).

NB: lokale of externe Windows 2008-services en standaard uitvoerbare bestanden zijn aanbevolen servertypen.

WMI wordt geleverd met ingebouwde providers (of standaardproviders) die gegevens leveren van bronnen als het systeemregister. Tot de ingebouwde providers behoren:

  • Active Directory-provider - fungeert als gateway tot alle gegevens die zijn opgeslagen in de Active Directory-service. Hiermee kan toegang worden verkregen tot gegevens van WMI en Active Directory via één API.

  • Windows Installer-provider - biedt volledige controle over Windows Installer en software-installatie via WMI. Biedt ook gegevens over de toepassingen die met Windows Installer geïnstalleerd zijn.

  • Prestatiemeteritemprovider - geeft de onbewerkte prestatiemeteritemgegevens weer die worden gebruikt voor het berekenen van prestatiewaarden in het hulpprogramma Systeemmonitor. Prestatiemeteritems die op een systeem zijn geïnstalleerd, zijn automatisch zichtbaar via deze provider.

  • Registerprovider - hiermee kunnen registersleutels worden gemaakt, gelezen en geschreven. WMI-gebeurtenissen kunnen worden gegenereerd als opgegeven registersleutels worden gewijzigd.

  • SNMP-provider - fungeert als gateway tot systemen en apparaten die gebruikmaken van SNMP voor beheer. De MIB-objectvariabelen van SNMP kunnen worden gelezen en geschreven. SNMP-traps kunnen automatisch worden toegewezen aan WMI-gebeurtenissen.

  • Gebeurtenislogboekprovider - biedt toegang tot gegevens en gebeurtenismeldingen uit het Windows Server 2008-gebeurtenislogboek.

  • Win32-provider - biedt informatie over het besturingssysteem, computersysteem, randapparatuur, bestandssystemen en beveiligingsgegevens.

  • WDM-provider - levert Windows Driver Model-stuurprogrammagegevens op laag niveau voor de invoer- en opslagapparatuur, netwerkinterfaces en communicatiepoorten van gebruikers.

  • Weergaveprovider - hiermee kunnen nieuwe samengevoegde klassen worden samengesteld op basis van bestaande klassen. Bronklassen kunnen worden gefilterd op alleen de informatie die van belang is, informatie die afkomstig is van meerdere klassen kan worden samengevoegd in één klasse en gegevens van meerdere computers kunnen in één weergave worden samengevoegd.

De WMI-technologie biedt tevens ondersteuning voor aangepaste providers van derde leveranciers. Aangepaste providers kunnen worden gebruikt voor het verwerken van aanvragen in verband met beheerde objecten die specifiek zijn voor een bepaalde omgeving. Providers maken meestal gebruik van de MOF-taal voor het definiëren en maken van klassen. Providers maken gebruik van de WMI API om toegang te krijgen tot de opslagplaats voor CIM-objectbeheer, en om te reageren op CIM-objectbeheeraanvragen die initieel zijn gedaan door toepassingen.

Overzicht van Simple Network Management Protocol (SNMP)

SNMP (Simple Network Management Protocol) is een netwerkbeheerstandaard waarmee een strategie wordt gedefinieerd voor het beheren van TCP/IP-netwerken.

SNMP-gebruikt een gedistribueerde architectuur met, onder andere, de volgende onderdelen:

  • Meerdere beheerde knooppunten, elk met een SNMP-entiteit die een agent wordt genoemd en die externe toegang levert aan beheerinstrumenten.

  • Ten minste één SNMP-entiteit die de beheerder wordt genoemd en die beheertoepassingen uitvoert voor het bewaken en besturen van beheerde elementen. Beheerde elementen zijn apparaten als hosts, routers enzovoort. Deze worden bewaakt en beheerd via het verkrijgen van toegang tot de bijbehorende beheergegevens.

  • Een beheerprotocol, SNMP, wordt gebruikt voor het overdragen van beheergegevens tussen de beheerstations en -agenten. Met beheergegevens wordt een verzameling beheerde objecten bedoeld die zich in een virtueel gegevensarchief bevinden, dat een MIB (Management Information Base) wordt genoemd.

SNMP-berichten

Door beheersystemen en agenten worden SNMP-berichten gebruikt voor het doorgeven van hostgegevens. Deze berichten worden verzonden met behulp van het UDP-protocol (User Datagram Protocol) en worden verstuurd tussen het beheersysteem en de host met behulp van het IP-protocol (Internet Protocol).

Een MIB bevat de gegevens die door het beheersysteem zijn aangevraagd. De MIB voor een netwerkcomputer kan gegevens bevatten over de configuratie en prestaties van de netwerkinterfacekaart, de beschikbare vasteschijfruimte, de versie van stuurprogramma's en toepassingen enzovoort. Aanvullende MIB's kunnen geschreven en geladen worden, voor het weergeven van de gegevens die voor de verzameling zijn opgegeven, met als voorwaarde dat het systeem zelf ondersteuning biedt voor de verzameling aangevraagde gegevens.

Informatieaanvragen verwerken

Als een beheersysteem informatie aanvraagt, gebeurt het volgende:

  1. Een beheersysteem verzendt een aanvraag aan een agent met behulp van het IP-adres van de agent.

  2. De agent maakt een SNMP-datagram met een SNMP-bericht en de naam van de community waarvan het beheersysteem deel uitmaakt.

  3. De SNMP-agent ontvangt het datagram en controleert de community-naam. Als de community-naam geldig is, haalt de SNMP-agent de gevraagde gegevens op. Als de community-naam ongeldig is, wordt de aanvraag genegeerd. Als de agent is geconfigureerd voor het verzenden van een verificatie-trap, wordt een trap-bericht verzonden.

  4. Het SNMP-datagram wordt teruggestuurd naar het beheersysteem met de aanvraagde informatie.

Berichten

De volgende SNMP-berichttypen worden gebruikt:

  • GetThis is een aanvraagbericht. SNMP-beheersystemen gebruiken Get-berichten voor het aanvragen van informatie over een MIB-vermelding op een SNMP-agent.

  • GetnextA is een type aanvraagbericht dat kan worden gebruikt om door een volledige structuur met beheerde objecten te bladeren.

  • GetbulkA is een type aanvraag waarmee wordt opgegeven dat de agent zoveel mogelijk gegevens moet overdragen, binnen de gestelde limieten voor berichtgrootte.

  • SetThis wordt gebruikt voor het verzenden en toewijzen van een bijgewerkte MIB-waarde aan een agent.

  • Notify (of Trap)This is een ongevraagd bericht dat door een agent naar een SNMP-beheersysteem wordt verzonden als de agent een bepaald type gebeurtenis vaststelt dat lokaal heeft plaatsgevonden op de beheerde host.

SNMP-gebeurtenissen (of traps) worden ongevraagd verzonden naar een beheerstation dat de gebeurtenissen filtert. Hierbij vindt netwerkverkeer plaats. Met WMI worden de gebeurtenissen lokaal gefilterd en alleen de gebeurtenissen die voldoen aan de filtercriteria worden over het netwerk verzonden. Hiermee wordt de vereiste bandbreedte tot de belangrijkste gebeurtenissen beperkt.

WMI SDK-ondersteuning voor SNMP

De SNMP-provider omvat de volgende onderdelen:

  • Klasse-, instantie- en gebeurtenisproviders die gegevensmodellering en -verwerking voor SNMP integreren in WMI. Deze SNMP-providers wijzen verzamelingen objectwaarden toe aan eigenschapswaarden van instanties van CIM-klassen.

  • Een compilatieprogramma voor SNMP-gegevensmodules voor het compileren van SNMP-eigen schemagegevens in de indeling die door CIM wordt gebruikt.

SNMP-providers

De SNMP-providers retourneren dynamische gegevens. U kunt de verzameling klassen die op de instantieprovider van toepassing zijn op twee manieren opgeven:

  • Statisch - door klassen te maken in de naamruimte van de opslagplaats voor CIM-objecten die aan het proxyapparaat is gekoppeld.

  • Dynamisch - door de klasseprovider van SNMP te gebruiken, die de verzameling klassen retourneert die zich bevinden in de SMIR-naamruimte (SNMP Module Information Repository).

Daarnaast kunt u ook opgeven of u correlatie wilt gebruiken voor de verzameling klassen die vanuit de SMIR-naamruimte wordt geretourneerd. Gecorreleerde klassen definiëren de verzameling klassen die door een bepaalde SNMP-agent worden ondersteund wanneer het opsommen plaatsvindt. Een niet-gecorreleerde opsomming retourneert alle klassen die in de SMIR-naamruimte aanwezig zijn, ongeacht of deze door het agentapparaat worden ondersteund.

De SMP-providers zijn onder andere:

  • SNMP-klasse- en instantieproviders, die door toepassingen worden gebruikt om toegang te krijgen tot gegevens met betrekking tot SNMP-apparaten en om deze te wijzigen.

  • SNMP-gebeurtenisproviders, die gebeurtenissen genereren op basis van SNMP-traps en -meldingen. Deze rapporteren hetzelfde type gebeurtenissen, maar in een verschillende indeling: Encapsulated en Referent. Encapsulated betekent dat de gebeurtenisklasse eenvoudige eigenschappen heeft die de gegevens beschrijven die rechtstreeks zijn toegewezen aan de TRAP-TYPE- en NOTIFICATION-TYPE-macro's, die in de volgende sectie worden beschreven. Referent-klassen bieden een overzicht van de informatie die zich in de macro's bevindt, zodat de eigenschappen die dezelfde klasse en instantie delen, als ingesloten objecten worden weergegeven. Hierdoor kan __RELPATH worden geëxtraheerd, zodat de unieke instantie waaraan de trap is gekoppeld, kan worden opgehaald nadat de gebeurtenis is ontvangen. Voor het kiezen van een indeling moeten consumers zich voor een bepaalde klasse gebeurtenissen registreren.

Apparaatgegevens toewijzen aan CIM-klassen

De SNMP-providers wijzen apparaatgegevens toe aan CIM-klassen via de volgende methoden:

  • Het inventariseren van SNMP-klassedefinities. Voor het inventariseren van een verzameling klassedefinities, kunnen toepassingen IWbemServices::CreateClassEnum of IWbemServices::CreateClassEnumAsync aanroepen.

    MIB-objecten worden toegewezen aan SNMP CIM-klassen met behulp van de OBJECT-TYPE-macro; gebeurtenissen worden toegewezen aan klassen met behulp van de TRAP-TYPE- en NOTIFICATION-TYPE-macro.

    De macro OBJECT-TYPE wordt gebruikt voor de beschrijving van de basiskenmerken van een MIB-object. De macro's SNMPv1 TRAP-TYPE en SNMPv2C NOTIFICATION-TYPE beschrijven de kenmerken van een SNMP-gebeurtenis.

  • Concretiseren van SNMP-klassedefinities. Voor het concretiseren van een klassedefinitie, kunnen toepassingen IWbemServices::GetObject of IWbemServices::GetObjectAsync. aanroepen.

  • Het inventariseren van SNMP-klasse-instanties. De providerservices van de SNMP-instantie dienen een aanvraag in voor het opsommen van instanties die zijn gekoppeld aan klassen die apparaat-MIB's vertegenwoordigen.

  • Concretiseren van SNMP-klasse-instanties. De providerprocessen van de SNMP-instantie verwerken de aanvragen voor het concretiseren van klasse-instanties die MIB-objecten vertegenwoordigen.

  • SNMP-klasse-instanties ophalen. Voor het ophalen van een bepaalde instantie van een SNMP CIM-klasse, kunnen toepassingen IWbemServices::GetObject of IWbemServices::GetObjectAsync aanroepen.

SNMP en het CIM-schema

Het schema dat door SNMP wordt gebruikt voor het definiëren van objecten, verschilt van het schema dat wordt gebruikt in het CIM (Common Information Model) van WMI. Het SNMPv1- en SNMPv2-schema worden het SMI (Structure of Management Information) genoemd; de uitvoer hiervan wordt opgeslagen in pakketten met MIB-bestanden. Voor het definiëren van objecten, wordt door de MIB-bestanden gebruikgemaakt van ASN.1 (Abstract Syntax Notation 1), een standaardtaal, en van macrodefinities die worden gebruikt als sjablonen voor het beschrijven van objecten. Deze macro's leveren informatie over het object, waaronder de naam, de id, de syntaxis, een beschrijving, toegangsrechten enzovoort.

De WMI SNMP-providers converteren deze MIB-macro's:

  • OBJECT-TYPE - beschrijft de basiskenmerken van een object, zoals de objectnaam, de syntaxis, toegangsrechten enzovoort. Is van toepassing op SNMPv1 en SNMPv2C.

  • TEXTUAL-CONVENTION - wijst een naam toe, en in sommige gevallen, een reeks waarden, aan een bestaand gegevenstype. Is alleen van toepassing op SNMPv2C.

  • TRAP-TYPE - beschrijft de gebeurtenisberichten (traps). Is alleen van toepassing op SNMPv1.

  • NOTIFICATION-TYPE - beschrijft de gebeurtenisberichten (meldingen). Is alleen van toepassing op SNMPv2C.

De SNMP-klasseprovider inventariseert en concretiseert een verzameling klassedefinities in een CIM-naamruimte. Dit gebeurt met behulp van een MIB-correlator en het gegevensarchief van de SNMP-module, een SNMP-schemadatabase. De SNMP-klasseprovider ondersteunt gecorreleerde en niet-gecorreleerde modi. U wijst een van deze modi toe door het instellen van een gecorreleerde contextwaarde (IWbemContext) van het type Boole, die moet worden doorgegeven aan de methode IWbemServices. De SNMP-klasseprovider ondersteunt zowel het inventariseren van klassedefinities als het ophalen van een klassedefinitie.

De SNMP-instantieprovider wijst SNMP MIB-objecten toe aan klasse-instanties.

SNMP-naamruimte

Een SNMP-naamruimte wordt gebruikt om een weergave van een netwerkapparaat te definiëren. U kunt een SNMP-naamruimte gebruiken met behulp van de toepassing WMI Common Information Studio van de WMI SDK, door het compileren van een MOF-bestand, maar dit kan ook programmatisch worden uitgevoerd met behulp van de WMI API.

De systeemklasse Namespace wordt gebruikt voor het vertegenwoordigen van een SNMP-naamruimte. Voor het genereren van een nieuwe naamruimte moet u een instantie van deze klasse maken. U moet ten minste één descriptor (of kwalificatie) koppelen aan de klasse-instantie. De kwalificaties bevatten voor de implementatie specifieke contextgegevens, en transporteigenschappen die definiëren hoe de SNMP-providers toegang kunnen krijgen tot een SNMP-agent.

SNMP-apparaatrepresentatie

SNMP-apparaten worden vertegenwoordigd binnen WMI met behulp van een proxynaamruimte die een verzameling instantiekwalificaties bevat. Deze kwalificaties beschrijven de transportkenmerken met betrekking tot het apparaat. WMI maakt gebruik van een MOF-bestand, snmpreg.mof, voor het maken van de naamruimte \\.\root\snmp\localhost; dit is een standaardnaamruimte die de lokale SNMP-agent vertegenwoordigt.

SNMPv2C

SNMPv2C wordt ondersteund binnen de WMI-context. Het hoofddoel van SNMPv2C was het bieden van een sterkere beveiligingscontext voor SNMP. Deze versie maakt gebruik van de eenvoudige en niet-veilige, op wachtwoorden gebaseerde verificatiefunctie, ook wel de community-functie genoemd (die wordt geleverd in SNMPv1). De SNMPv2 SMI biedt enkele uitbreidingen en verbeteringen voor de community-beveiliging, zoals de introductie van bittekenreeksen, netwerkadressen en tellers voor de voor SNMPv1 SMI specifieke gegevenstypen. Daarnaast worden door de SNMPv2 SMI gegevensmodules opgegeven waarin een groep verwante definities wordt gedefinieerd. SNMPv2 definieert tevens twee nieuwe protocolbewerkingen: GetBulk en Inform.

Beveiliging

WMI-beveiliging valideert de aanmeldingsgegevens van een gebruiker voor de lokale computer of voor externe toegang. WMI verleent een gevalideerde gebruiker een bepaalde mate aan beheerde toegang tot het gehele CIM-archief. De huidige versie van WMI biedt geen beveiliging voor systeembronnen zoals afzonderlijke klassen en instanties. Beheerders kunnen WMI echter gebruiken voor het beheren van algemene machtigingen voor schemabewerkingen, zoals het beperken van de toegang van bepaalde gebruikers tot alleen-lezenbewerkingen. WMI ondersteunt tevens beveiliging per naamruimte. Daarnaast biedt de SNMP-provider ondersteuning voor SNMP-beveiliging, waaronder de verbeteringen voor beveiliging in SNMPv2C.

Compilatieprogramma voor de SNMP-gegevensmodule

Het compilatieprogramma voor de SNMP-gegevensmodule wordt gebruikt voor het compileren van eigen SNMP-beheergegevens die in een MIB zijn gedefinieerd, in een vergelijkbare CIM-schemadefinitie die kan worden gebruikt in combinatie met de SNMP-providers. Het CIM-schema kan bestaan als uitvoer in een MOF-bestand of kan worden geladen in een SNMP-schemadatabase (de opslagplaats voor gegevens van de SNMP-module). De dynamische klasseprovider van SNMP gebruikt deze opslagplaats voor het maken en ophalen van instanties van klassedefinities.

Het compilatieprogramma van de SNMP-gegevensmodule wordt uitgevoerd in opdrachtregelmodus als uitvoerbaar bestand en maakt gebruik van één SNMP-gegevensmodule voor invoer, en aanvullende bestanden die mogelijk zijn vereist voor het omzetten van externe verwijzingen. SNMP-gegevensmodules zijn verzamelingen beheergegevens die meestal bestaan uit een combinatie van MIB-modules en AGENT-CAPABILITIES- en MODULE-COMPLIANCE-instructies. AGENT-CAPABILITIES-instructies beschrijven of een agent voldoet aan de verzameling MIB-modules waarvoor deze ondersteuning biedt. MODULE-COMPLIANCE-instructies beschrijven de mogelijkheden van de agent met betrekking objectdefinities.

Het compilatieprogramma voor de SNMP-gegevensmodule biedt tevens de volgende functies:

  • Controlebewerkingen voor de gegevensmodule. Het vergelijkt bijvoorbeeld de lokale syntaxis en externe verwijzingen met de gegevens in onderliggende modules.

  • Het verwijdert alle eerder geladen gegevens uit de opslagplaats voor gegevens, of verwijdert gegevens die zijn geladen uit één gegevensmodule.

  • Het retourneert de ASN.1-modulenaam van een opgegeven bestand, of de ASN.1-modulenamen van alle geïmporteerde modules in een opgegeven bestand.

  • Het retourneert de ASN.1-modulenamen van alle SNMP-gegevensmodules die momenteel zijn geladen in de opslagplaats voor gegevens.

  • Het zet geïmporteerde modules automatisch om. Gebruikers wordt daarbij niet gevraagd om de vereiste modules handmatig op te geven.

  • Het voert een bewerkingsmodus uit die op de achtergrond wordt geladen en die geen uitvoer genereert, maar kan worden gebruikt om gegevens te laden in de opslagplaats voor gegevens tijdens een installatiebewerking.

Zie ook


Inhoudsopgave