U kunt voorkeursitems van het type Omgevingsvariabele gebruiken voor het maken, bijwerken, vervangen en verwijderen van gebruikersomgevingsvariabelen en systeemomgevingsvariabelen en voor het maken, bijwerken, vervangen en verwijderen van met puntkomma's gescheiden segmenten van de variabele PAD. Voordat u een voorkeursitem van het type Omgevingsvariabele maakt, moet u nagaan welk gedrag hoort bij elk van de bij deze extensie behorende actietypen.

Een voorkeursitem van het type Omgevingsvariabele maken

Een nieuw voorkeursitem van het type Omgevingsvariabele maken
  1. Open de Console Groepsbeleidsbeheer. Klik met de rechtermuisknop op het groepsbeleidsobject (GPO) waaraan u het nieuwe voorkeursitem wilt toevoegen en klik op Bewerken.

  2. Vouw in de consolestructuur, onder Computerconfiguratie of Gebruikersconfiguratie, de map Voorkeuren uit en vouw de map Windows-instellingen uit.

  3. Klik met de rechtermuisknop op het knooppunt Omgeving, wijs Nieuw aan en selecteer Omgevingsvariabele.

  4. Selecteer in het dialoogvenster Eigenschappen van nieuwe Omgevingsvariabele een actie die door groepsbeleid moet worden uitgevoerd. (Zie de sectie 'Acties' in dit onderwerp voor meer informatie.)

  5. Voer de omgevingsvariabele-instellingen in die door groepsbeleid moet worden geconfigureerd of verwijderd. (Zie de sectie 'Omgevingsvariabele-instellingen' in dit onderwerp voor meer informatie.)

  6. Klik op de tab Algemeen, configureer eventuele opties en typ vervolgens uw opmerkingen in het vak Beschrijving. (Zie Algemene opties configureren voor meer informatie.)

  7. Klik op OK. Het nieuwe voorkeursitem wordt in het detailvenster weergegeven.

Acties

Voor dit type voorkeursitem hebt u keuze uit vier acties: Maken, Vervangen, Bijwerken en Verwijderen. Het gedrag van het voorkeursitem is afhankelijk van de geselecteerde actie en van het wel of niet reeds bestaan van de omgevingsvariabele.

Maken

Een nieuwe omgevingsvariabele maken of een met een puntkomma gescheiden segment aan de variabele PAD toevoegen voor computers of gebruikers.

Verwijderen

Een nieuwe omgevingsvariabele verwijderen of een met puntkomma's gescheiden segment uit de variabele PAD voor computers of gebruikers verwijderen.

Vervangen

Een omgevingsvariabele verwijderen of opnieuw maken. Het resultaat van de actie Vervangen is dat alle bestaande instellingen die bij de omgevingsvariabele horen, worden overschreven. Het toepassen van deze actie op een segment van de variabele PAD heeft alleen een mogelijke wijziging in het hoofdlettergebruik voor de tekst van het segment tot resultaat. Als de omgevingsvariabele niet bestaat, maakt u met de actie Vervangen een nieuwe omgevingsvariabele.

Bijwerken

Instellingen van een bestaande omgevingsvariabele wijzigen. Het verschil met de actie Vervangen is dat uitsluitend binnen het voorkeursitem gedefinieerde instellingen worden bijgewerkt. Alle andere instellingen blijven zoals deze voor de omgevingsvariabele zijn geconfigureerd. Het toepassen van deze actie op een segment van de variabele PAD heeft alleen een mogelijke wijziging in het hoofdlettergebruik voor de tekst van het segment tot resultaat. Als de omgevingsvariabele niet bestaat, maakt u met de actie Bijwerken een nieuwe omgevingsvariabele.

Omgevingsvariabele-instellingen

Gebruikersvariabele

Selecteer deze instelling onder Gebruikersconfiguratie voor een voorkeursitem van het type Omgevingsvariabele als wilt dat de omgevingsgvariabele apart op afzonderlijke gebruikers wordt toegepast. De omgevingsvariabele wordt in het register opgeslagen in HKEY_CURRENT_USER.

Selecteer deze instelling onder Gebruikersconfiguratie voor een voorkeursitem van het type Omgevingsvariabele als wilt dat de omgevingsvariabele alleen op de standaardgebruiker van de computer wordt toegepast.

Systeemvariabele

Selecteer deze instelling als u de omgevingsvariabele wilt toepassen op alle gebruikers van de computer. De omgevingsvariabele wordt in het register opgeslagen in HKEY_LOCAL_MACHINE.

Naam

Typ een naam voor de omgevingsvariabele waarop de actie wordt toegepast. Laat het veld leeg als u de variabele PAD wilt selecteren.

PAD

Schakel dit selectievakje in als u de waarde voor de variabele PAD wilt maken of vervangen of als u een met puntkomma's gescheiden segment van de waarde van de variabele PAD wilt toevoegen of verwijderen. Deze optie is alleen beschikbaar als Systeemvariabele is geselecteerd.

Gedeeltelijk

Schakel dit selectievakje in als u een met puntkomma's gescheiden segment van de waarde van de variabele PAD wilt toevoegen of verwijderen. Deze optie is alleen beschikbaar als Systeemvariabele en PAD zijn geselecteerd.

Waarde

Typ de waarde voor de omgevingsvariabele. Dit veld accepteert variabelen.

Typ als PAD is geselecteerd een met puntkomma's gescheiden lijst van mappaden die door Windows kan worden gebruikt voor het zoeken naar bestanden.

Als Gedeeltelijk is geselecteerd, typt u één segment van de variabele PAD, waarbij u het scheidingsteken (puntkomma) weglaat.

Aanvullende overwegingen

  • Als u het bereik voor meerdere voorkeursitems wilt beperken met een complexe verzameling doelitems, kunt u de configuratie vereenvoudigen door een omgevingsvariabele te gebruiken. Maak bijvoorbeeld een voorkeursitem Omgevingsvariabele dat een nieuwe omgevingsvariable genereert met een waarde van 1 en pas de doelitems hierop toe. Als u dezelfde doelitems wilt toepassen op andere voorkeursitems, moet u een doelitem Omgevingsvariabele toevoegen aan de betreffende voorkeursitems en dit zodanig configureren dat een waarde van 1 is vereist voor de variabele die u met behulp van een voorkeursitem Omgevingsvariabele hebt gemaakt.

  • U kunt doelitems gebruiken om het bereik van voorkeursitems te wijzigen.

  • Voorkeursitems zijn alleen beschikbaar in op domeinen gebaseerde groepsbeleidsobjecten.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave