In het dialoogvenster Informatie voor logboekregistratie kunt u de opties voor logboekregistratie configureren of andere inhoud die u wilt opnemen in uw logboekbestanden in de uitgebreide W3C-indeling.

Lijst met elementen van de gebruikersinterface

Elementnaam Beschrijving

Datum (date)

Hiermee wordt de datum geregistreerd waarop de aanvraag is gedaan. Standaard geselecteerd.

Tijd (time)

Hiermee wordt de tijd geregistreerd, in UTC (Coordinated Universal Time), waarop de aanvraag is gedaan. Standaard geselecteerd.

IP-adres van client (c-ip)

Hier wordt het IP-adres geregistreerd van de client die de aanvraag heeft ingediend. Standaard geselecteerd.

Gebruikersnaam (cs-username)

Hiermee wordt de naam van de geverifieerde gebruiker geregistreerd die toegang tot de server heeft gekregen. Anonieme gebruikers worden aangegeven met een streepje. Standaard geselecteerd.

Servicenaam (s-sitename)

Hiermee worden de internetservicenaam en het instantienummer geregistreerd dat werd uitgevoerd op de client toen het incident werd geregistreerd.

Servernaam (s-computername)

Hiermee wordt de naam van de server geregistreerd waarop de logboekvermelding is gegenereerd.

IP-adres van de server (s-ip)

Hiermee wordt het IP-adres van de server geregistreerd waarop de logboekvermelding is gegenereerd. Standaard geselecteerd.

Serverpoort (s-port)

Hiermee wordt het serverpoortnummer geregistreerd dat is geconfigureerd voor de service. Standaard geselecteerd.

Methode (cs-method)

Hiermee wordt de HTTP-methode geregistreerd, zoals GET, die in de aanvraag wordt gebruikt. Standaard geselecteerd.

URI-stam (cs-uri-stem)

Hiermee wordt de URI (Uniform Resource Identifier) geregistreerd die het doel is van de actie. Standaard geselecteerd.

Opmerking

De URI voor FTP-aanvragen is doorgaans alleen van toepassing op het bestand of de map en registreert niet het volledige pad van het bestand of de map. Dit maakt het lezen van logboekbestanden moeilijk wanneer u werkt met grote hoeveelheden inhoud. Vanwege deze beperking kunt u het veld Volledig pad inschakelen zodat de gedetailleerde padgegevens voor de aanvraag worden vermeld.

Protocolstatus (sc-status)

Hiermee wordt de HTTP-statuscode geregistreerd. Standaard geselecteerd.

Win32-status (sc-win32-status)

Hiermee wordt de Windows-statuscode geregistreerd. Standaard geselecteerd.

Verzonden bytes (sc-bytes)

Hiermee wordt het aantal bytes geregistreerd dat de server heeft verzonden.

Ontvangen bytes (cs-bytes)

Hiermee wordt het aantal bytes geregistreerd dat de server heeft ontvangen.

Gebruikte tijd (time-taken)

Hiermee wordt de tijdsduur geregistreerd van de actie in milliseconden.

Serverpoort (s-port)

Hiermee wordt het serverpoortnummer geregistreerd dat is geconfigureerd voor de service. Standaard geselecteerd.

Host (cs-host)

Hiermee wordt de eventuele hostheadernaam geregistreerd.

Opmerking

De hostnaam die u voor uw website configureert, wordt in de logboekbestanden mogelijk anders weergegeven, omdat HTTP .sys hostnamen vastlegt in punycode-indeling. (Met punycode worden Unicode-tekenreeksen gecodeerd in de beperkte tekenset die is toegestaan in hostnamen. Zie RFC 3492 voor meer informatie.)

Protocolsubstatus (cs-substatus)

Hiermee wordt de protocolversie (HTTP of FTP) geregistreerd die door de client is gebruikt. Standaard geselecteerd.

Sessie-id (x-session)

Hiermee wordt de FTP-sessieaanduiding voor de sessie van de client in het logboek geregistreerd. Standaard geselecteerd.

Volledig pad (x-fullpath)

Hiermee wordt het volledige relatieve pad van de FTP-hoofdmap voor het doel van de actie in het logboek geregistreerd. Standaard geselecteerd.

Aanvullende informatie (x-debug)

Hiermee wordt beschrijvende informatie voor de sc-statuscode in het logboek geregistreerd. Als de sc-statuscode bijvoorbeeld 552 is, kan de aanvullende informatie die wordt geregistreerd "Schijfquotum gebruiker overschreden." zijn.

Clientpoort (c-port)

Hier wordt de poort geregistreerd van de client die de aanvraag heeft ingediend.


Inhoudsopgave