U kunt de console NAP-clientconfiguratie gebruiken om de gebruikersinterface voor de NAP-status te configureren die verschijnt op een clientcomputer. De gebruikersinterface voor de NAP-status bestaat uit één dialoogvenster en biedt informatie over de SHA's (System Health Agents) die zijn ingeschakeld op de computer, de handhavingsstatus van het netwerk en de status van herstelbewerkingen.
Standaard is in het NAP-dialoogvenster geen huisstijlinformatie opgenomen. U kunt ook huisstijlinformatie toevoegen.
Pas de gebruikersinterface aan in de volgende gevallen:
-
U wilt dat de gebruikers duidelijk kunnen zien dat hun netwerktoegang door de organisatie wordt bestuurd.
-
U wilt de gebruikers contactgegevens van de IT-afdeling bieden, zodat zij ondersteuning kunnen vragen als de netwerktoegang van hun computer is beperkt.
U kunt de volgende optionele elementen van de gebruikersinterface aanpassen:
| Element | Details |
|---|---|
|
Titel |
Verschijnt als een vaandel boven aan het dialoogvenster NAP-status. In de titel neemt u over het algemeen de naam van de organisatie of de naam van de IT-afdeling van de organisatie op. |
|
Beschrijving |
Verschijnt onder de titel en is meestal de slogan van de organisatie of van de IT-afdeling van de organisatie. In de beschrijving kunt u ook contactgegevens voor de helpdesk van de organisatie of voor de IT-afdeling opgeven. |
|
Afbeelding |
Verschijnt naast de titel en is meestal het logo van de organisatie of van de IT-afdeling. De opgegeven afbeelding moet van een van de volgende bestandstypen zijn: .JPG, .BMP, .PNG of .GIF. De maximaal toegestane bestandsgrootte is 1,0 MB (megabyte) en de afmetingen van een afbeelding moeten 64 × 64 pixels of minder zijn. Het formaat van grote afbeeldingen wordt niet aangepast. |
 | Belangrijk |
Als op de server een LIP (Language Interface Pack) is geïnstalleerd, moet u dit LIP ook op NAP-clientcomputers installeren. NAP-clientcomputers waarop niet dezelfde LIP is geïnstalleerd, geven niet de aangepaste titel- en beschrijvingstekst weer. |