Op het eerste scherm van de wizard kunt u de naam en de beschrijving van de gegevensbron opgeven, en de naam van de server met daarop de Microsoft SQL Server waarmee de gegevensbron verbinding moet maken.

Veld Naam

De naam die door een ODBC-toepassing wordt gebruikt bij het aanvragen van een verbinding met de gegevensbron. Bijvoorbeeld: "Personeel". De gegevensbronnaam wordt weergegeven in het dialoogvenster ODBC-gegevensbronbeheer.

Veld Beschrijving

Een optionele beschrijving van de gegevensbron. Bijvoorbeeld: "Datum indiensttreding, salarisoverzicht en huidige controle van alle werknemers".

Veld Server

De naam van een SQL Server-instance in het netwerk. Als u een servernaam selecteert in de lijst, hoeft u verder niets te configureren. Als u een servernaam invoert die niet voorkomt in SQL Client Configuration Utility, kunt u op het volgende scherm van de wizard een serveralias voor de nieuwe naam maken.

Indien u dezelfde computer als SQL Server gebruikt, kunt u "(local)" typen in het serverveld. Er kan dan verbinding worden gemaakt met het lokale exemplaar van SQL Server, zelfs als een SQL Server-versie zonder netwerk wordt uitgevoerd. SQL Server biedt ondersteuning voor het uitvoeren van meerdere SQL Server-instances op dezelfde computer. Als u een benoemde SQL Server-instance wilt opgeven, geeft u de servernaam op als Servernaam\Instancenaam.

Zie de installatiedocumentatie bij SQL Server in SQL Server Books Online voor meer informatie over servernamen voor verschillende typen netwerken.

Als de gegevens op dit scherm toereikend zijn om verbinding te maken met SQL Server, kunt u op Voltooien klikken. Voor alle kenmerken op de andere schermen van de wizard worden de standaardwaarden gebruikt.