Voor een virtuele machine voor maximale beschikbaarheid moet u bepaalde configuratiestappen en taken uitvoeren. Sommige configuratiestappen en taken moeten zijn uitgevoerd voordat u de virtuele machine maximaal beschikbaar maakt, terwijl andere configuratiestappen en taken achteraf moeten worden uitgevoerd. Voordat u een virtuele machine maximaal beschikbaar maakt, moet u de volgende gegevens bekijken om te controleren of de virtuele machine op de juiste manier is geconfigureerd.

Voordat u de virtuele machine maximaal beschikbaar maakt

Voordat u de virtuele machine maximaal beschikbaar maakt, moet u het netwerk, de beveiliging en de opslag in uw omgeving controleren en in enkele gevallen wijzigen.

  • Netwerk. Voor alle knooppunten in hetzelfde cluster moet dezelfde naam worden gebruikt voor het virtuele netwerk waarmee externe-netwerkvoorzieningen voor de virtuele machines worden geboden. Stel dat u met de wizard Functies toevoegen een virtueel netwerk hebt gemaakt. Tijdens de installatie van de functie wordt op basis van de netwerkadapter een naam aan het virtuele netwerk toegewezen. Deze naam is op elke fysieke computer verschillend. U moet het virtuele netwerk verwijderen en vervolgens opnieuw maken, waarbij u voor elke fysieke computer in het cluster dezelfde naam opgeeft. Houd er ook rekening mee dat als voor een fysieke netwerkadapter statische instellingen worden gebruikt (zoals een vast IP-adres) en IPv6 niet is uitgeschakeld, alle statische instellingen worden verwijderd wanneer u een virtueel netwerk verbindt met de fysieke adapter. In dat geval moet u de statische instellingen opnieuw configureren.

  • Processor. Zorg ervoor dat u de virtuele machine configureert voor processorcompatibiliteit als in de knooppunten van het cluster verschillende processorversies worden gebruikt. Op deze manier kunt u virtuele machines overdragen of migreren zonder dat hierbij problemen optreden als gevolg van verschillende virtualisatievoorzieningen in verschillende versies van processors van dezelfde fabrikant. Hiermee zorgt u echter niet voor compatibiliteit tussen processors van verschillende fabrikanten.

  • Beveiliging. Aan alle knooppunten in het cluster moet hetzelfde autorisatiebeleid zijn toegewezen, om zo eventuele problemen te voorkomen die kunnen ontstaan bij het beheren van virtuele machines voor maximale beschikbaarheid. U kunt dit op twee manieren doen:

    • Gebruik in elk knooppunt een lokaal, op XML gebaseerde autorisatieopslag. Het beleid moet in elke opslag van het cluster op dezelfde manier zijn geconfigureerd.

    • Gebruik een autorisatieopslag die zich AD DS (Active Directory Domain Services) bevindt.

  • Opslag. U moet gedeelde opslag gebruiken die wordt ondersteund door de functie Failover Clustering en door Hyper-V. Kies bij het maken van de virtuele machine de optie waarmee de virtuele machine in een nieuwe map wordt opgeslagen en geef vervolgens de locatie van de gedeelde opslag op. Zie Failover-clusters (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkID=143559 (de pagina is mogelijk Engelstalig)) voor meer informatie over clusteropslag.

Opmerking

U kunt een virtuele machine pas maximaal beschikbaar maken als deze is uitgeschakeld. Gebruik de wizard Maximale beschikbaarheid in de module Failover Cluster Management om een virtuele machine maximaal beschikbaar maken. Selecteer Virtuele machine als de service of toepassing voor maximale beschikbaarheid.

Nadat u de virtuele machine maximaal beschikbaar hebt gemaakt

Nadat u de virtuele machine maximaal beschikbaar hebt gemaakt, voert u de volgende stappen uit:

  • Installeer het gastbesturingssysteem en de integratieservices. Zie Een gastbesturingssysteem installeren voor instructies.

  • Configureer de virtuele machine zo, dat er in Hyper-V geen actie wordt uitgevoerd als de fysieke computer wordt afgesloten. Hiertoe wijzigt u de instelling Automatische stopactie in Geen. De status van de virtuele machine moet worden beheerd via de functie Failover Clustering. Zie Instellingen van virtuele machines voor meer informatie over de instelling.

  • Alle aan een momentopname gekoppelde bronnen moeten in dezelfde gedeelde opslag als de virtuele machine worden opgeslagen als u momentopnamen in een virtuele machine met clusters gebruikt.

  • De configuratie van een virtuele machine kunt u het beste wijzigen met de module Failover Manager voor toegang tot de instellingen van de virtuele machine. Hiermee wordt het cluster automatisch bijgewerkt met de configuratiewijzigingen. Na het aanbrengen van de wijzigingen moet u het cluster handmatig bijwerken als u de instellingen van de virtuele machine hebt gewijzigd met de module Hyper-V-beheer. Als de configuratie niet wordt bijgewerkt nadat er wijzigingen in het netwerk of de opslag zijn aangebracht, kan de volgende failover mislukken of kan de configuratie van de virtuele machine fouten bevatten.

Belangrijk

Het wijzigen van de offlineactie is van invloed op het gedrag van de virtuele machine als er een failover plaatsvindt. Als u bijvoorbeeld een afsluitactie kiest en er vervolgens een failover optreedt, wordt de virtuele machine afgesloten en wordt deze niet overgedragen aan een ander knooppunt.

Verdere overwegingen

  • U moet minimaal lid zijn van de lokale groep Administrators of een vergelijkbare groep om deze procedure uit te voeren. Een administrator kan echter het autorisatiebeleid wijzigen met Autorisatiebeheer, zodat een gebruiker of groep gebruikers deze procedure kan uitvoeren. Zie Autorisatiebeheer gebruiken voor Hyper-V-beveiliging (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=142886 (de pagina is mogelijk Engelstalig)) voor meer informatie.

Aanvullende naslaginformatie