In het installatieproces van de toepassingsserver is een optie beschikbaar voor het inschakelen van het delen van de TCP-poort. De service voor het delen van de Net.Tcp-poort, een nieuw systeemonderdeel dat deel is van WCF (Windows Communication Foundation), schakelt het delen van de TCP-poort in.

Toepassingen kunnen met TCP communiceren via openbare en particuliere netwerken. Veel toepassingen op één computer kunnen TCP voor communicatie gebruiken. Het TCP/IP-protocol gebruikt een 16-bits nummer, een poort genaamd, om onderscheid te maken tussen verbindingen met meerdere netwerktoepassingen die op dezelfde computer worden uitgevoerd. Als een toepassing op een poort luistert, gaat alle TCP-verkeer voor die poort naar die toepassing. Andere toepassingen kunnen niet tegelijkertijd op die poort luisteren.

De functie voor het delen van de Net.Tcp-poort maakt het delen van TCP-poorten makkelijker in meerdere processen waar WCF voor de communicatie wordt gebruikt. Als een WCF-service die het delen van de net.tcp://-poort gebruikt, wordt geopend, opent de TCP-transportinfrastructuur van WCF niet rechtstreeks een TCP-socket in het toepassingsproces. De transportinfrastructuur registreert daarentegen de URI (Uniform Resource Identifier) van het basisadres van de service bij de service voor het delen van de Net.Tcp-poort en wacht op de service voor het delen van poorten om naar berichten te luisteren. Berichten die zijn gericht aan de toepassingsservice, worden door de service voor delen van poorten verzonden als ze binnenkomen.

Het delen van de Net.Tcp-poort is transparant voor externe toepassingen die berichten verzenden. Het is niet nodig externe toepassingen ervan bewust te maken dat het delen van de Net.TCP-poort is ingeschakeld.

Als voorzorgsmaatregel is de service voor het delen van de Net.Tcp-poort niet standaard ingeschakeld. Als u deze service wilt inschakelen, schakelt u het selectievakje TCP-poort delen op de pagina Rolservices selecteren in tijdens de installatie van de toepassingsserver.