U kunt een wizard gebruiken om de instellingen van veel typen bronnen te migreren naar een cluster dat Windows Server 2008 R2 uitvoert. Op de derde pagina van de migratiewizard kunt u een premigratierapport bekijken waarin wordt uitgelegd of een bron kan worden gemigreerd. Bovendien worden extra stappen beschreven die u kunt uitvoeren nadat u de wizard hebt voltooid. Nadat de wizard is voltooid, ziet u een rapport met extra stappen die vereist kunnen zijn om de migratie te voltooien. De wizard ondersteunt de migratie van instellingen naar een cluster met Windows Server 2008 R2 vanaf een cluster met een van de volgende besturingssystemen:

  • Windows Server 2003

  • Windows Server 2008

  • Windows Server 2008 R2

Zie Brongroepen migreren naar een failovercluster dat Windows Server 2008 R2 uitvoert voor meer informatie over de specifieke stappen van de wizard Een cluster migreren.

Waarschuwing

Als nieuwe opslag wordt gebruikt, moet u het kopiëren of verplaatsen van gegevens op uw gedeelde volumes uitvoeren tijdens een migratie. De wizard voor het migreren van geclusterde brongroepen kopieert geen gegevens van de ene naar de andere locatie.

Dit onderwerp bestaat uit de volgende subsecties:

Identificeren welke geclusterde services of toepassingen kunnen worden gemigreerd naar een cluster dat Windows Server 2008 R2 uitvoert

In deze sectie worden de geclusterde services of toepassingen (geclusterde bronnen) weergegeven die kunnen worden gemigreerd naar een cluster dat Windows Server 2008 R2 uitvoert.

Belangrijk

U kunt de wizard Een cluster migreren niet gebruiken voor de migratie van instellingen voor virtuele servers, e-mailservers, databaseserver, afdrukservers of andere bronnen die niet in de volgende subsecties worden weergegeven. Voor sommige van deze toepassingen bestaan andere migratieprogramma's. Zie https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=91732 en https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=91733 voor meer informatie over de migratie van mailservertoepassingen (pagina's zijn mogelijk Engelstalig.)

Bronnen waarvoor de wizard Een cluster migreren de meeste of alle migratiestappen uitvoert

Nadat u de wizard Een cluster migreren hebt gebruikt om de instellingen van de volgende bronnen te migreren naar een failovercluster dat Windows Server 2008 R2 uitvoert, hoeft u slechts enkele of geen stappen uit te voeren voordat u de bronnen online kunt brengen.

Waarschuwing

Als nieuwe opslag wordt gebruikt, moet u het kopiëren of verplaatsen van gegevens of mappen vanaf uw gedeelde volumes uitvoeren tijdens een migratie. De wizard voor het migreren van de instellingen van geclusterde brongroepen kopieert geen gegevens van de ene naar de andere locatie.

  • Bestandsserver- of bestandssharebronnen: U kunt instellingen migreren voor een geclusterde bestandsserver (of vanaf een Windows Server 2003-cluster, een bestandssharebrongroep) en voor de bijbehorende bronnen Fysieke bron, IP-adres en Netwerknaam.

    Wanneer u migreert vanaf een cluster dat Windows Server 2003 uitvoert, worden met de wizard Een cluster migreren automatisch alle bestandssharebrongroepen omgezet naar een enkele geclusterde bestandsserver (met daarin meerder bestandssharebronnen) in Windows Server 2008 R2. Daarom zien sommige bronnen er na de migratie misschien anders uit. In de volgende tabel vindt u details:

    Bron in een servercluster dat Windows Server 2003 uitvoertGemigreerde bron in een failovercluster dat Windows Server 2008 R2 uitvoert

    Eén bestandssharebron

    Eén bestandsserverbron

    Meerdere bestandssharebronnen

    Meerdere bestandssharebronnen binnen één geclusterde bestandsserver (brongroep)

    Bestandssharebron met DFS-toegangspunt

    Distributed File System-bron en bestandssharebron (beide binnen een geclusterde DFS-server)

  • Fysieke schijf: U kunt instellingen migreren voor fysieke-schijfbronnen, mits zij niet de quorumbron zijn.

    U hoeft de quorumbron niet te migreren. Wanneer u de wizard Een cluster maken uitvoert, kiest de clustersoftware automatisch de quorumconfiguratie met de hoogste beschikbaarheid voor uw nieuwe failover-cluster. U kunt de quorumconfiguratie-instellingen desgewenst aan uw specifieke omgeving aanpassen. Zie Instellingen voor een failover-cluster wijzigen voor meer informatie over het wijzigen van instellingen (waaronder quorumconfiguratie-instellingen).

  • IP-adres: U kunt alle IP-adresinstellingen migreren, behalve het IP-adres van het cluster. IP-adressen kunnen alleen binnen hetzelfde subnet worden gemigreerd.

  • Netwerknaam: U kunt alle netwerknaaminstellingen migreren, behalve de clusternaam. Als Kerberos-verificatie is ingeschakeld voor de bron Netwerknaam, vraagt de wizard u om het wachtwoord voor het clusterserviceaccount dat door het oude cluster wordt gebruikt.

Bronnen waarvoor de wizard Een cluster migreren mogelijk niet alle migratiestappen uitvoert

Nadat u de wizard Een cluster migreren hebt gebruikt om de instellingen van de volgende brongroepen te migreren naar een failovercluster dat Windows Server 2008 R2 uitvoert, moet u, afhankelijk van uw oorspronkelijke configuratie, mogelijk nog enkele stappen uitvoeren voordat u de bronnen online kunt brengen: In het migratierapport wordt weergegeven welke stappen eventueel nog nodig zijn voor deze brongroepen:

  • DHCP-service

  • DFS-naamruimte (DFS-N)

  • DTC (Distributed Transaction Coordinator)

  • iSNS (Internet Storage Name Server)

  • Message Queuing

  • NFS-service

  • WINS-service

  • Algemene toepassing

  • Algemeen script

  • Algemene service

De wizard biedt een rapport waarin de extra stappen worden beschreven die zijn vereist. Over het algemeen moet u de volgende stappen uitvoeren:

  • Serverrollen of -functies installeren die zijn vereist in het nieuwe cluster (alle knooppunten).

  • Bijbehorende toepassingen, services of scripts op het nieuwe cluster (alle knooppunten) kopiëren of installeren

  • Zorgen dat eventuele gegevens worden gekopieerd.

  • Vaste IP-adressen opgeven als het nieuwe cluster zich in een ander subnet bevindt.

  • Stationspadlocaties voor toepassingen bijwerken als het nieuwe cluster een andere volumeletter gebruikt.

De broninstellingen worden gemigreerd, evenals de instellingen voor de bronnen IP-adres en Netwerknaam die zich in de brongroep bevinden. Als er een bron Fysieke schijf in de brongroep bestaat, worden de instellingen voor deze bron ook gemigreerd.

Migratiescenario A: Een cluster met meerdere knooppunten migreren naar een cluster met nieuwe hardware

Dit migratiescenario bestaat uit drie fasen:

  1. Installeer twee of meer nieuwe servers, voer validatie uit en maak een nieuw cluster. Voor deze fase installeert u, terwijl het oude cluster nog actief is, Windows Server 2008 R2 en Failover Clustering op ten minste twee servers. Maak de netwerken die de servers zullen gebruiken, en sluit de opslag aan. Voer de volledige reeks clustervalidatietests uit om te bevestigen dat de hardware en hardware-instellingen een failover-cluster kunnen ondersteunen. Tot slot maakt u het nieuwe cluster. U hebt nu twee clusters.

    Extra informatie over het aansluiten van de opslag: Als het nieuwe cluster is verbonden met oude opslag, maakt u ten minste twee LUN's (logical unit numbers) of schijven toegankelijk voor de servers, en niet voor andere servers. (Deze LUN's of schijven zijn vereist voor validatie en voor de schijfwitness, die veel lijkt op, maar niet hetzelfde is als, de quorumbron in Windows Server 2003). Als het nieuwe cluster is verbonden met nieuwe opslag, maakt u net zoveel schijven of LUN's toegankelijk als u denkt dat vereist is.

    De stappen voor het maken van een cluster vindt u in Controlelijst: een failover-cluster maken.

  2. Migreer instellingen naar het nieuwe cluster en bepaal hoe u bestaande gegevens beschikbaar maakt voor het nieuwe cluster. Wanneer de wizard Een cluster migreren wordt voltooid, zijn alle gemigreerde bronnen offline. Op dit punt laat u ze offline. Het nieuwe cluster blijft online en blijft clients van dienst zijn. Als het nieuwe cluster oude opslag gebruikt, moet u plannen hoe u de opslag toegankelijk maakt. Verbreek de verbinding tussen het oude cluster en de opslag pas als u klaar bent voor de overgang. Als het nieuwe cluster nieuwe opslag gebruikt, kopieert u de toepasselijke mappen en gegevens naar de opslag.

  3. Maak de overgang van het oude naar het nieuwe cluster. De eerste stap voor deze overgang is het offline zetten van geclusterde services en toepassingen op het oude cluster. Als het nieuwe cluster oude opslag gebruikt, moet u LUN's of schijven ontoegankelijk maken voor het oude cluster en toegankelijk maken voor het nieuwe cluster. Onafhankelijk van de opslag die het nieuwe cluster gebruikt, brengt u vervolgens geclusterde services en toepassingen online op het nieuwe cluster.

Migratiescenario B: Een cluster met twee knooppunten migreren naar een cluster met dezelfde hardware

Dit migratiescenario bestaat uit vier fasen:

  1. Installeer een nieuwe server en voer geselecteerde validatietests uit. Voor deze fase kan een bestaande server Windows Server 2003, Windows Server 2008 of Windows Server 2008 R2 en de clusterservice blijven uitvoeren terwijl u het migratieproces start. Verwijder de oude server uit het oude cluster en installeer daarop vervolgens Windows Server 2008 R2 en Failover Clustering. Voer op die server alle tests uit die de wizard Een configuratie valideren uitvoert. De wizard herkent dat dit één knooppunt zonder opslag is en beperkt de tests die worden uitgevoerd. Tests waarvoor twee knooppunten zijn vereist (bijvoorbeeld tests die de knooppunten vergelijken of failover simuleren), worden niet uitgevoerd.

    De tests die u op dit punt uitvoert, bieden geen volledig uitsluitsel of de opslag zal werken in een cluster dat Windows Server 2008 R2 uitvoert. Zoals later in deze sectie wordt beschreven, voert u de wizard Een configuratie valideren later met alle tests uit.

  2. Maak van de nieuwe server een cluster met één knooppunt en migreer er instellingen naar toe. Maak een nieuw cluster met één knooppunt en migreer er instellingen heen met de migratiewizard, maar laat de geclusterde bronnen offline op het nieuwe cluster.

  3. Breng het nieuwe online cluster en maak bestaande gegevens beschikbaar voor dit cluster. Haal de services en toepassingen in het oude cluster offline. Als het nieuwe cluster de oude opslag gebruikt, laat u de gegevens in de oude opslag en maakt u de schijven of LUN's toegankelijk voor het nieuwe cluster. Als het nieuwe cluster nieuwe opslag gebruikt, kopieert u de mappen en gegevens naar toepasselijke LUN's of schijven in de nieuwe opslag en zorgt u dat deze LUN's of schijven zichtbaar zijn voor het nieuwe cluster (en niet zichtbaar voor andere servers). Bevestig dat de instellingen voor de gemigreerde services en toepassingen goed zijn. Breng de services en toepassingen in het nieuwe cluster online en zorg dat de bronnen functioneren en toegang hebben tot de opslag.

  4. Voeg het tweede knooppunt toe aan het nieuwe cluster. Vernietig het oude cluster en installeer op die server Windows Server 2008 R2 en het onderdeel Failover Clustering. Verbind die server met de netwerken en de opslag die door het nieuwe cluster worden gebruikt. Als de juiste schijven of LUN's nog niet toegankelijk zijn voor beide servers, maakt u ze toegankelijk. Voer de wizard Een configuratie valideren uit en geef daarbij beide servers op. Bevestig ook dat alle tests zijn geslaagd. Voeg ten slotte de tweede server toe aan het nieuwe cluster.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave