Bij gebruik van het besturingssysteem Windows XP, Windows Server 2003 of Windows 2000 wordt in het systeemvak van de taakbalk een pictogram weergegeven wanneer de gebruiker verbinding heeft met uw service. Wanneer de gebruiker met de rechtermuisknop op dit pictogram klikt, wordt een snelmenu geopend. Dit menu bevat snelkoppelingen naar programma's. De standaardopdrachten in het menu zijn Status, Verbinding verbreken en Netwerkverbindingen openen. U kunt dit snelmenu aanpassen met behulp van de CMAK-wizard door extra opdrachten voor het menu op te geven.
Opmerking | |
Dit pictogram zult u alleen zien in Windows XP, Windows Server 2003 en Windows 2000. Daarom wordt deze wizardpagina alleen weergegeven wanneer u een profiel maakt dat de optie Windows Server 2003, Windows XP of Windows 2000 op de wizardpagina Het doelbesturingssysteem selecteren gebruikt. |
Instelling | Beschrijving |
---|---|
Nieuw |
Hiermee kunt u een nieuwe snelmenuoptie aan het pictogram in het systeemvak van de taakbalk toevoegen. |
Bewerken |
Hiermee kunt u een eerder gemaakte snelmenuoptie wijzigen. |
Verwijderen |
Hiermee verwijdert u de geselecteerde optie uit het menu. |
Wanneer u een menuoptie maakt of bewerkt, wordt het dialoogvenster Nieuwe snelmenuopdracht/Snelkoppelingopdracht bewerken weergegeven. In dit dialoogvenster kunt u de instellingen uit de volgende tabel aanpassen.
Instelling | Omschrijving |
---|---|
Opdrachtnaam |
Hier typt u de tekst die in het snelmenu wordt weergegeven wanneer de gebruiker met de rechtermuisknop op het pictogram klikt. Typ het &-teken vóór het teken dat u als sneltoets voor de menuoptie wilt gebruiken. Als u bijvoorbeeld de tekst Mijn opdracht wilt weergeven met onderstreepte letter 'o' die dan fungeert als sneltoets, voert u deze tekst als volgt in: Mijn &opdracht. Als u het en-teken in de tekst wilt opnemen, gebruikt u &&. |
Uit te voeren programma |
Hier geeft u op welk bestand moet worden uitgevoerd wanneer de gebruiker deze menuoptie selecteert. Als het bestand niet in de omgevingsvariabele %PATH% van de gebruiker staat, moet u het volledige pad naar het bestand opgeven, zodat Verbindingsbeheer het bestand kan vinden wanneer de gebruiker de menuoptie selecteert. |
Parameters |
Hiermee geeft u aanvullende opdrachtregelparameters op die voor deze context aan het programma moeten worden doorgegeven. |
Dit programma in dit serviceprofiel opnemen |
Als het uitvoerbare bestand nog niet op de clientcomputer aanwezig is, kunt u het in het verbindingsprofiel opnemen. Het bestand wordt geïnstalleerd in dezelfde map als de andere verbindingsprofielbestanden op de clientcomputer. |
Zie