Wanneer een globale-catalogusserver voldoet aan de vereisten voor replicatie, wordt het kenmerk isGlobalCatalogReady rootDSE ingesteld op TRUE en is de globale catalogus klaar om aanvragen van clientcomputers te verwerken. U kunt de volgende procedures in de module Ldp of vanaf een opdrachtregel gebruiken om deze instelling te controleren.

U moet minimaal lid zijn van de groep Ondernemingsadministrators in het forest, de groep Domeinadministrators in het foresthoofddomein of een vergelijkbare groep om deze procedures te kunnen uitvoeren. Bekijk de details over het gebruik van de juiste accounts en groeplidmaatschappen op https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=83477.

De bereidheid van de globale catalogus controleren

De bereidheid van de globale catalogus controleren met de Windows-interface
  1. Open de module Ldp door in het menu Start op Uitvoeren te klikken, ldp te typen en op OK te klikken.

  2. Klik in het menu Verbinding op Verbinden met.

  3. Typ in het vak Verbinden met de naam van de server waarvan u de bereidheid van de globale catalogus wilt controleren.

  4. Typ het poortnummer 389 in het vak Poort als dit nummer niet wordt weergegeven.

  5. Schakel het selectievakje Verbindingsloos uit als dit geselecteerd is en klik op OK.

  6. Controleer in het detailvenster of het kenmerk isGlobalCatalogReady de waarde TRUE heeft.

  7. Klik in het menu Verbinding op Verbinding verbreken en sluit Ldp.

Aanvullende overwegingen

  • Voor deze procedure moet u lid zijn van de groep Domeinadministrators in het domein van de geselecteerde domeincontroller of van de groep Ondernemingsadministrators in het forest, of moet de juiste bevoegdheid aan u zijn overgedragen. Uit veiligheidsoverwegingen kunt u deze procedure beter altijd uitvoeren met Als administrator uitvoeren. Meld u aan met uw gebruikersaccount van het laagste niveau en gebruik beheerdersreferenties wanneer u Active Directory Domain Services (AD DS) beheert.

Aanvullende naslaginformatie

De bereidheid van de globale catalogus controleren met een opdrachtregel
  1. Open een opdrachtprompt. U opent een opdrachtprompt als volgt: klik op Start, klik op Uitvoeren, typ cmd en klik vervolgens op OK.

  2. Typ de volgende opdracht en druk vervolgens op Enter:

    nltest /server:<servername> /dsgetdc:<domainname>

    Waarde Beschrijving

    nltest

    Hiermee worden netwerkbeheertaken uitgevoerd.

    /server:<servernaam>

    Hiermee geeft u de naam op van de domeincontroller die u hebt ingesteld als globale-catalogusserver.

    /dsgetsdc:<domeinnaam>

    Hiermee geeft u de naam op van het domein waartoe de server behoort.

    Als GC wordt weergegeven in de regel Flags van de uitvoer, betekent dit dat de globale-catalogusserver aan de replicatievereisten voldoet.

U kunt de volledige syntaxis van deze opdracht weergeven door bij de opdrachtprompt het volgende te typen:

nltest /?

Verdere overwegingen

  • Voor deze procedure moet u lid zijn van de groep Domeinadministrators in het domein van de geselecteerde domeincontroller of van de groep Ondernemingsadministrators in het forest, of moet de juiste bevoegdheid aan u zijn overgedragen. Uit veiligheidsoverwegingen kunt u deze procedure beter altijd uitvoeren met Als administrator uitvoeren. Meld u aan met uw gebruikersaccount van het laagste niveau en gebruik beheerdersreferenties wanneer u AD DS beheert.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave