Subnetting is een verzameling technieken die u kunt gebruiken voor het doelmatig toewijzen van de adresruimte van een of meer voorvoegsels voor unicastadressen aan de subnetten van het netwerk van een organisatie.

Voor het vaststellen van het subnetvoorvoegsel van een IP4-adresconfiguratie (IP-versie 4) in de voorvoegsellengtenotatie (w.x.y.z/n), behoudt u het hoge n-bitsgedeelte, stelt u de resterende bits in op 0 en converteert u het resultaat in een met behulp van punten gescheiden decimale notatie. Als u het subnetvoorvoegsel van een IPv4-adresconfiguratie in een subnetmaskernotatie wilt bepalen, moet u een bitsgewijze logische En uitvoeren tussen het IPv4-adres en het bijbehorende subnetmasker.

Naast IPv4-adressen worden in Windows Server 2008 R2 ook IPv6-subnetvoorvoegsels (IP-versie 6) ondersteund. Als u een subnet wilt maken in de IPv6-adresruimte, moet u de hexadecimale of decimale methode gebruiken voor het inventariseren van de adresvoorvoegsels in het subnet.

Zie hoofdstuk 4 over subnetten onder TCP/IP Fundamentals voor Microsoft Windows (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=83553) voor meer informatie (pagina is mogelijk Engelstalig).

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave