Telnet is een hulpprogramma dat is gebaseerd op de internetstandaard en werkt op basis van protocollen, en dat wordt beschreven in RFC 854 (Request for Comments). In deze RFC wordt een methode gedefinieerd voor het verzenden en ontvangen van niet-versleutelde ASCII-tekens (tekst zonder opmaak) over een netwerk. U kunt een Telnet-client gebruiken die op een computer wordt uitgevoerd om een verbinding te maken met een opdrachtregelsessie voor het uitvoeren van toepassingen. Alleen op tekens gebaseerde interfaces en toepassingen worden ondersteund. In een Telnet-omgeving bestaan geen grafische mogelijkheden.

U kunt de RFC-documenten waarin Telnet wordt gedefinieerd, raadplegen op de website van de Internet Engineering Task Force (https://go.microsoft.com/fwlink/?linkid=121). Klik op de betreffende pagina op RFC Pages en typ 854 in het vak RFC number; klik vervolgens op Go.

Telnet bestaat uit twee onderdelen: Telnet-client en Telnet-server.

Telnet-server

Telnet-server fungeert als host voor de externe sessies van Telnet-clients. Als Telnet-server wordt uitgevoerd op een computer, kunnen gebruikers een verbinding maken met de server vanaf een externe computer met een Telnet-client. Telnet-server is in Windows geïmplementeerd als een service die u kunt configureren om permanent te worden uitgevoerd, zelfs wanneer geen gebruiker bij de server is aangemeld.

Als een Telnet-client een verbinding maakt met een computer met Telnet-server, wordt de externe gebruiker gevraagd om een gebruikersnaam en een wachtwoord in te voeren. De combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord moet geldig zijn op de Telnet-server. Telnet-server op Windows biedt ondersteuning voor twee typen verificatie: NTLM- en wachtwoordverificatie (leesbaar wachtwoord).

Als de gebruiker zich heeft aangemeld, krijgt deze een opdrachtprompt te zien die kan worden gebruikt als een lokaal gestarte opdrachtprompt op de serverconsole. Opdrachten die u bij de opdrachtprompt voor de Telnet-client typt, worden naar de Telnet-server verzonden en daarop uitgevoerd. Dit gebeurt alsof u lokaal bent aangemeld bij een opdrachtpromptsessie op de server. Uitvoer voor deze uitgevoerde opdrachten worden teruggezonden naar de Telnet-client, waarin deze worden weergegeven.

Telnet biedt geen ondersteuning voor toepassingen waarvoor een grafische gebruikersinterface is vereist. Reeksen speciale tekens met een bepaalde mate van opmaak en het verplaatsen van de cursor binnen het venster van de Telnet-client worden echter door Telnet-server en Telnet-client begrepen. Telnet-server en Telnet-client bieden ondersteuning voor de emulatie van vier typen terminals: ANSI, VT-100, VT-52 en VT-NT.

Telnet-server installeren

In Windows Server 2008 kunt u Telnet-server installeren met de wizard Onderdelen toevoegen in Serverbeheer. Hoewel Serverbeheer standaard wordt geopend wanneer een lid van de groep Administrators zich op de computer aanmeldt, kunt u Serverbeheer ook openen met opdrachten in Systeembeheer in het menu Start, en via Programma's in het Configuratiescherm. In Windows Vista en latere versies kunt u Telnet-server (en Telnet-client) installeren door in het Configuratiescherm achtereenvolgens Programma's en Windows-onderdelen in- of uitschakelen te selecteren.

Raadpleeg de Telnet-bedieningshandleiding (https://go.microsoft.com/fwlink/?linkid=86992) op de website van Microsoft voor meer informatie over het installeren of het gebruik van Telnet-server.


Inhoudsopgave