Een doelitem van het type LDAP-query kan ervoor zorgen dat een voorkeursitem alleen wordt toegepast op computers of gebruikers als de LDAP-query een waarde retourneert voor het kenmerk dat is opgegeven in het doelitem. Als de waarde Is niet is geselecteerd, kan het voorkeursitem alleen worden toegepast als de LDAP-query geen waarde retourneert voor het kenmerk dat is opgegeven in het doelitem.
Filteren |
De LDAP-zoekopdracht die wordt gebruikt door het doelitem. Alle onderliggende containers worden doorzocht. Als u wilt zoeken op een niet-container object, laat u dit vakje leeg en geeft u de volledige locatie van het niet-container object op in het vak Bindingen. Het opgeven van deze waarde in het doelitem is optioneel. Voorbeeld: Dit LDAP-filter zoekt alle gebruikers met een achternaam die begint met de letter A. | ||||||||
Binding |
Het pad voor een container waarin de zoekopdracht wordt uitgevoerd. Het object moet een container zijn als een Filter is opgegeven of als een fout optreedt. Als de binding niet kan worden gevonden, wordt een fout weergegeven.
Voorbeeld:
| ||||||||
Kenmerk |
De opgegeven kenmerkwaarde die wordt geretourneerd door de zoekopdracht. Het opgeven van deze waarde in het doelitem is optioneel. Voorbeeld: Dit voorbeeld laat zien hoe u het kenmerk 'canonieke naam' opgeeft. | ||||||||
Naam omgevingsvariabele |
De naam van de omgevingsvariabele waarop het doelitem de waarde van het Kenmerk instelt, indien gevonden. Het opgeven van deze waarde in het doelitem is optioneel.
|
Aanvullende overwegingen
-
Als u de positie wilt wijzigen van een doelitem in de lijst met doelitems die u hebt toegepast op een voorkeursitem, dient u het doelitem naar een nieuwe positie te slepen of het doelitem te selecteren en op Pijl-omhoog of Pijl-omlaag te klikken.
-
Voorkeursitems zijn alleen beschikbaar in op domeinen gebaseerde groepsbeleidsobjecten.
-
Doelitems van het type LDAP-query gebruiken de zoekoptie van de substructuur.
-
Doelitems van het type LDAP-query volgen geen verwijzingen.