Met de opties op de pagina SSL-instellingen kunt u gegevensversleuteling beheren voor verzendingen tussen uw server en clients. Bovendien kunt u door certificaten te Negeren, Accepteren of Vereisen als voorwaarde stellen dat een client moet worden geïdentificeerd voordat deze toegang krijgt tot de inhoud.

Lijst met elementen van de gebruikersinterface

In de volgende tabellen worden de elementen van de gebruikersinterface beschreven die beschikbaar zijn op de functiepagina en in het deelvenster Acties.

Elementen op de functiepagina

ElementnaamBeschrijving

SSL vereisen

Selecteer SSL vereisen (Secure Sockets Layer) om een 40–bits gegevensversleutelingsmethode in te schakelen die u kunt gebruiken om verzendingen tussen uw server en clients te beveiligen. Deze optie-instelling kunt u gebruiken in zowel intranet- als internetomgevingen.

128-bits SSL vereisen

Schakel 128-bits SSL vereisen in als u een sterkere versleuteling wilt dan met de 40–bits versie. U kunt 128-bits SSL gebruiken om verzendingen van gegevens tussen uw server en clients in een intranet- of internetomgeving te beveiligen.

Negeren

Dit is de standaardoptie. Bij deze instelling worden er geen clientcertificaten geaccepteerd als deze worden aangeboden.

Opmerking

Bij deze optie hoeven clients niet hun identiteit te verifiëren voordat zij toegang krijgen tot uw inhoud. Daarom is dit de minst veilige instelling.

Accepteren

Schakel deze instelling in als u clientcertificaten wilt accepteren (als deze worden aangeboden) en als u de identiteit van de client wilt verifiëren voordat de client toegang krijgt tot de inhoud.

Vereisen

Schakel deze optie in als u wilt dat certificaten de identiteit van de client verifiëren voordat de client toegang krijgt tot inhoud.

Elementen in het deelvenster Acties

ElementnaamBeschrijving

Toepassen

Hiermee worden de wijzigingen opgeslagen die u hebt aangebracht op de functiepagina.

Annuleren

Hiermee worden de wijzigingen geannuleerd die u hebt aangebracht op de functiepagina.

Zie ook


Inhoudsopgave