In de dialoogvensters Sitebinding toevoegen en Sitebinding bewerken kunt u bindingen toevoegen aan een site of een bestaande sitebinding bewerken. Uw site kan bijvoorbeeld een HTTPS-binding op poort 443 nodig hebben om SSL (Secure Sockets Layer) te kunnen gebruiken in aanvulling op een HTTP-binding op poort 80. U opent het dialoogvenster Sitebinding toevoegendoor te klikken op Toevoegen in het dialoogvenster Sitebindingen.
Opmerking | |
Als u een dubbele binding toevoegt aan de webserver, kan per keer slechts één site met die binding worden uitgevoerd. Als de dubbele binding bovendien een HTTPS-binding is, hebben alle wijzigingen in het certificaat voor één binding invloed op het certificaat voor de andere binding. |
Lijst met elementen van de gebruikersinterface
Elementnaam | Beschrijving | ||||
---|---|---|---|---|---|
Type | Selecteer een waarde in de lijst om het protocol voor de sitebinding op te geven. | ||||
IP-adres | Selecteer een IP-adres in de lijst IP-adres of typ een IP-adres dat gebruikers kunnen gebruiken voor toegang tot deze site.
Als u Geen toewijzingen selecteert, reageert deze site op aanvragen voor alle IP-adressen op de poort en optionele hostnaam die u opgeeft voor deze site, tenzij een andere site op de server een binding heeft op dezelfde poort maar met een specifiek IP-adres. Voorbeeld: voor de standaardwebsitebinding is Geen toewijzingen opgegeven voor IP-adres, 80 voor Poort en geen hostnaam. Als de server een tweede site met de naam Contoso heeft met een binding waarvoor 172.30.189.179 is opgegeven voor het IP-adres op poort 80 en geen hostnaam, ontvangt Contoso alle HTTP-aanvragen voor poort 80 op IP-adres 172.30.189.179 en blijft de standaardwebsite de HTTP-aanvragen voor poort 80 ontvangen op elk ander IP-adres dan 172.30.189.179. | ||||
Poort | Typ de poort waarop HTTP.sys moet luisteren naar aanvragen die worden gedaan voor deze site. Als u HTTP selecteert in de vervolgkeuzelijst Type, is de standaardpoort 80. Als u HTTPS selecteert in de vervolgkeuzelijst, is de standaardpoort 443. Als u een andere poort dan de standaardpoorten opgeeft, moeten clients het poortnummer opgeven in aanvragen voor de server om verbinding te kunnen maken met de site. | ||||
Hostnaam | Typ een hostnaam als u een of meer hostnamen (ook wel domeinnamen genoemd) wilt toewijzen aan één computer die één IP-adres gebruikt. Als u een hostnaam opgeeft, moeten clients de hostnaam gebruiken in plaats van het IP-adres voor toegang tot de site. Als deze site beschikbaar is op internet, geeft u de domeinnaam van de site op zoals deze door gebruikers wordt getypt in een browser, bijvoorbeeld www.contoso.com. Als uw site meerdere domeinnamen heeft, bijvoorbeeld www.contoso.com en contoso.com, moet u een afzonderlijke binding maken voor elke hostnaam. Als de site beschikbaar is op een intranet, hoeft u geen hostnaam op te geven als gebruikers de servernaam in een browser typen, bijvoorbeeld http://servernaam. Als de DNS-server in uw omgeving echter is geconfigureerd voor het opslaan van andere namen voor deze webserver, kunt u een afzonderlijke binding maken voor elke hostnaam, zodat gebruikers de anderen namen kunnen gebruiken die zijn opgeslagen door de DNS-server.
| ||||
SSL-certificaat | Selecteer het certificaat dat door de site moet worden gebruikt voor SSL. De lijst SSL-certificaat wordt alleen weergegeven als u HTTPS selecteert in de lijst Type.
| ||||
Weergeven | Hiermee opent u het dialoogvenster Certificaat waarin u informatie kunt bekijken over het geselecteerde certificaat in de lijst SSL-certificaat. De knop Weergeven wordt alleen weergegeven als u HTTPS selecteert in de lijst Type en een certificaat selecteert in de lijst SSL-certificaat. |