In het dialoogvenster Cacheregel toevoegen of Cacheregel bewerken kunt u configureren hoe IIS inhoud in de cache opslaat voor een bepaalde bestandsextensie. U kunt instellingen configureren voor caching in gebruikersmodus en in kernelmodus.

Lijst met elementen van de gebruikersinterface

ElementnaamBeschrijving

Bestandsextensie

Hier wordt de bestandsextensie aangegeven (bijvoorbeeld .aspx) waarop de cacheregel van toepassing is. Als u de regel wilt toepassen op alle bestandsextensies, typt u een sterretje (*) in het vak.

Cache in gebruikersmodus

Hiermee configureert u de regel om inhoud op te slaan in de uitvoercache, wat in gebruikersmodus is. Selecteer een optie onder Controle van bestandscache om te configureren hoe of wanneer de uitvoercache wordt bijgewerkt voor alle bestanden die in cache worden opgeslagen vanwege deze regel.

Bestandswijzigingsmeldingen gebruiken (onder de optie Cache in gebruikersmodus)

Hiermee configureert u de bestanden (die in cache zijn opgeslagen vanwege deze regel) die moeten worden verwijderd uit de uitvoercache als IIS een melding ontvangt van een bestands- of configuratiewijziging.

Op tijdsintervallen (uu:mm:ss) (onder de optie Cache in gebruikersmodus)

Hiermee configureert u de bestanden (die in cache zijn opgeslagen vanwege deze regel) die na een bepaalde tijd uit de uitvoercache moeten worden verwijderd tenzij de cache door een melding van een bestands- of configuratiewijziging wordt geleegd voordat de periode is verstreken.

De waarde in het bijbehorende vak geeft de duur aan die inhoud in de uitvoercache wordt opgeslagen. De tijd wordt genoteerd als uu:mm:ss (waarbij uu uren, mm minuten en ss seconden zijn). De standaardduur is 30 seconden. Als u de waarde te laag instelt, kan dit de prestaties van de server nadelig beïnvloeden doordat items vaker dan nodig worden bijgewerkt.

Opmerking

Als u zowel cache in gebruikersmodus als cache in kernelmodus selecteert en elke modus configureert om de optie Op tijdsintervallen (uu:mm:ss) te gebruiken, moet u dezelfde duur voor beide modi opgeven. Als de waarden niet hetzelfde zijn, wordt de duur gebruikt die is opgegeven voor cache in kernelmodus.

Geen cache gebruiken

Hiermee configureert u de bestanden (die overeenkomen met de bestandsextensie) die niet worden opgeslagen in de uitvoercache.

Deze instelling komt overeen met de instelling DisableCache in de configuratie en verschilt van de instelling DontCache die in de configuratie wordt weergegeven als u niet de optie Cache in gebruikersmodus in IIS-beheer selecteert. De instelling DontCache betekent dat de uitvoercachemodule het cachebeleid in gebruikersmodus niet instelt, maar als een andere module het cachebeleid instelt, plaatst de uitvoercachemodule het antwoord in cache. De instelling DisableCache betekent dat de uitvoercache het antwoord niet in cache plaatst zelfs als een andere module cache in gebruikersmodus probeert in te schakelen door het cachebeleid in gebruikersmodus in te stellen.

Geavanceerd

Hiermee opent u het dialoogvenster Geavanceerde regelinstellingen voor de uitvoercache waarin u de cacheregel kunt configureren voor caching van verschillende versies van een antwoord op basis van querytekenreeksen en headers. Deze opties zijn alleen beschikbaar voor de cache in gebruikersmodus.

Cache in kernelmodus

Hiermee configureert u de regel om inhoud op te slaan in de kernelcache, wat in kernelmodus is. Selecteer een optie onder Controle van bestandscache om te configureren hoe of wanneer de kernelcache wordt bijgewerkt voor alle bestanden die in cache worden opgeslagen vanwege deze regel.

Bestandswijzigingsmeldingen gebruiken (onder de optie Cache in kernelmodus)

Hiermee configureert u de bestanden (die in cache zijn opgeslagen vanwege deze regel) die moeten worden verwijderd uit de kernelcache als IIS een melding ontvangt van een bestands- of configuratiewijziging.

Op tijdsintervallen (uu:mm:ss) (onder de optie Cache in kernelmodus)

Hiermee configureert u de bestanden (die in cache worden geplaatst vanwege deze regel) die moeten worden verwijderd uit de kernelcache nadat een bepaalde tijd is verstreken.

De waarde in het bijbehorende vak geeft de tijdsduur aan dat inhoud wordt opgeslagen in de kernelcache. De tijd wordt genoteerd als uu:mm:ss (waarbij uu uren, mm minuten en ss seconden zijn). De standaardduur is 30 seconden. Als u de waarde te laag instelt, kan dit de prestaties van de server nadelig beïnvloeden doordat items vaker dan nodig worden bijgewerkt.

Opmerking

Als u zowel cache in gebruikersmodus als cache in kernelmodus selecteert en elke modus configureert om de optie Op tijdsintervallen (uu:mm:ss) te gebruiken, moet u dezelfde duur voor beide modi opgeven. Als de waarden niet hetzelfde zijn, wordt de duur gebruikt die is opgegeven voor cache in kernelmodus.

Geen cache gebruiken (onder de optie Cache in kernelmodus)

Hiermee configureert u de bestanden (die overeenkomen met de bestandsextensie) die niet worden opgeslagen in de kernelcache.

Deze instelling komt overeen met de instelling DisableCache in de configuratie en verschilt van de instelling DontCache die in de configuratie wordt weergegeven als u niet de optie Cache in kernelmodus in IIS-beheer selecteert. De instelling DontCache betekent dat de uitvoercachemodule het cachebeleid in kernelmodus niet instelt, maar als een andere module het cachebeleid instelt, plaatst de uitvoercachemodule het antwoord in cache. De instelling DisableCache betekent dat de kernelcache het antwoord niet in cache plaatst zelfs als een andere module cache in kernelmodus probeert in te schakelen door het beleid voor cache in kernelmodus in te stellen.

Zie ook


Inhoudsopgave