Met het dialoogvenster Id van groep van toepassingen kunt u de account configureren waaronder het werkproces van de groep van toepassingen wordt uitgevoerd. U kunt een van de vooraf gedefinieerde beveiligingsaccounts selecteren of een aangepaste account configureren.

Opmerking

Als u een aangepaste identiteit gebruikt, moet u ervoor zorgen dat de gebruikersaccount die u opgeeft, lid is van de groep IIS_IUSRS op de webserver, zodat de account beschikt over de juiste toegangsrechten voor bronnen. Daarnaast moet u mogelijk, wanneer u Windows- en Kerberos-verificatie in uw omgeving gebruikt, een SPN (Service Principle Name) registreren bij de DC (domeincontroller).

Identiteit van een groep van toepassingen configureren
  1. Selecteer op de functiepagina Groepen van toepassingen een groep van toepassingen in de lijst.

  2. Klik in het deelvenster Acties op Geavanceerde instellingen.

  3. Zoek onder Procesmodel het veld Identiteit en klik op (de knop Eigenschappen) om het dialoogvenster Id van groep van toepassingen te openen.

  4. Selecteer een identiteitsoptie:

    • Selecteer Ingebouwde account om een vooraf gedefinieerde beveiligingsaccount te gebruiken en selecteer vervolgens een van de accounts in de lijst.

    • Selecteer Aangepaste account om een aangepaste account te configureren en klik vervolgens op Instellen om het dialoogvenster Referenties instellen te openen waarin u de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de account kunt opgeven.

Lijst met elementen van de gebruikersinterface

ElementnaamBeschrijving

Ingebouwde account

Selecteer deze optie om een van de vooraf gedefinieerde beveiligingsaccounts te gebruiken. Selecteer vervolgens een van de volgende opties:

  • ApplicationPoolIdentity – Standaard is Identiteit van groep van toepassingen geselecteerd. De account Indentiteit van groep van toepassingen wordt dynamisch gemaakt wanneer een groep van toepassingen wordt gestart en daarom biedt deze account de beste beveiliging voor uw toepassingen.

  • LocalService - de account Lokale service is lid van de groep Gebruikers en heeft dezelfde gebruikersrechten als de account Netwerkservice. De account Lokale service is echter beperkt tot de lokale computer. Gebruik deze account als het werkproces in uw groep van toepassingen geen toegang nodig heeft buiten de webserver waarop het wordt uitgevoerd.

  • LocalSystem - de account Lokaal systeem heeft alle gebruikersrechten en maakt deel uit van de groep Beheerders op de webserver. Vermijd het gebruik van de account Lokaal systeem zoveel mogelijk, omdat daardoor een ernstiger beveiligingsrisico voor uw webserver ontstaat.

  • NetworkService - de account Netwerkservice is lid van de groep Gebruikers en heeft gebruikersrechten die nodig zijn voor het uitvoeren van toepassingen. De account kan communiceren via een Active Directory-netwerk door de referenties van de computeraccount te gebruiken.

Aangepaste account

Selecteer deze optie om een aangepaste account te configureren. Klik vervolgens op de bijbehorende knop Instellen om de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de account te configureren.

Instellen

Hiermee opent u het dialoogvenster Referenties instellen waarin u referenties kunt instellen voor de aangepaste account.

Gebruikersnaam

Typ de alias van de gebruikersaccount waaronder u het werkproces wilt laten uitvoeren.

Wachtwoord

Typ het wachtwoord voor de gebruikersaccount die u hebt opgegeven in het vak Gebruikersnaam.

Bevestig het wachtwoord

Typ nogmaals het wachtwoord voor de gebruikersaccount die u hebt opgegeven in het vak Gebruikersnaam.

Zie ook


Inhoudsopgave