Met het dialoogvenster Website toevoegen kunt u een nieuwe website toevoegen aan uw webserver. Websites hebben bindingen die bestaan uit een poortnummer, een IP-adres en een optionele hostnaam of optionele hostnamen.
Lijst met elementen van de gebruikersinterface
Elementnaam | Beschrijving | ||||
---|---|---|---|---|---|
Sitenaam | Geef een beschrijvende naam op voor uw site. De beschrijvende naam wordt weergegeven in de structuur van IIS-beheer en kan later worden gewijzigd als u de naam van de site wilt wijzigen.
| ||||
Groep van toepassingen | Hier wordt de geselecteerde groep van toepassingen voor de site weergegeven. Als u een websitenaam typt, wordt een nieuwe groep van toepassingen gemaakt met dezelfde naam als de site (maximaal 64 tekens). De groep van toepassingen wordt geconfigureerd om standaard .NET Framework versie 2.0 en de geïntegreerde pipelinemodus te gebruiken. U kunt de instellingen voor deze groep van toepassingen later bewerken of een andere groep van toepassingen voor uw site selecteren. | ||||
Selecteren | Hiermee opent u het dialoogvenster Groep van toepassingen selecteren waarin u de groep van toepassingen kunt selecteren waarin de site wordt uitgevoerd. | ||||
Fysiek pad | Typ het fysieke pad waarin de inhoud van de site is opgeslagen. De inhoud kan op de lokale computer staan of afkomstig zijn van een externe map of share. Als de inhoud is opgeslagen op de lokale computer, typt u het fysieke pad, bijvoorbeeld C:\Inhoud. Als de inhoud is opgeslagen op een externe share, typt u het UNC-pad (Universal Naming Convention), bijvoorbeeld \\Server\Share. Klik desgewenst op Verbinden als als u referenties wilt opgeven om verbinding te maken met het fysieke pad. Als u geen referenties opgeeft, gebruikt de webserver Pass Through-verificatie. Dit betekent dat toegang tot inhoud wordt verkregen door het gebruiken van de identiteit van de gebruiker van de toepassing en toegang wordt verkregen tot configuratiebestanden door het gebruiken van de identiteit van de groep van toepassingen. | ||||
… | Hiermee opent u het dialoogvenster Bladeren naar map waarin u de fysieke locatie van de inhoud van de site kunt selecteren. | ||||
Verbinden als | Hiermee opent u het dialoogvenster Verbinden als waarin u kunt aangeven hoe verbinding moet worden gemaakt met het pad dat u hebt opgegeven in het vak Fysiek pad. Standaard is de optie Gebruiker van toepassing (Pass Through-verificatie) geselecteerd. | ||||
Instellingen testen | Hiermee opent u het dialoogvenster Instellingen testen waarin u een lijst met testresultaten kunt bekijken om te controleren of de padinstellingen geldig zijn. | ||||
Type | Selecteer HTTP als u wilt dat de website een HTTP-binding heeft, of selecteer HTTPS als u wilt dat de website een SSL-binding (Secure Sockets Layer) heeft. | ||||
IP-adres | Selecteer een IP-adres in de lijst IP-adres of typ een IP-adres dat gebruikers kunnen gebruiken voor toegang tot deze site.
Als u Geen toewijzingen selecteert, reageert deze site op aanvragen voor alle IP-adressen op de poort en optionele hostnaam die u opgeeft voor deze site, tenzij een andere site op de server een binding heeft op dezelfde poort maar met een specifiek IP-adres. Voorbeeld: voor de standaardwebsitebinding is Geen toewijzingen opgegeven voor IP-adres, 80 voor Poort en geen hostnaam. Als de server een tweede site met de naam Contoso heeft met een binding waarvoor 172.30.189.179 is opgegeven voor het IP-adres op poort 80 en geen hostnaam, ontvangt Contoso alle HTTP-aanvragen voor poort 80 op IP-adres 172.30.189.179 en blijft de standaardwebsite de HTTP-aanvragen voor poort 80 ontvangen op elk ander IP-adres dan 172.30.189.179. | ||||
Poort | Typ de poort waarop HTTP.sys moet luisteren naar aanvragen die worden gedaan voor deze website. Als u HTTP selecteert in de vervolgkeuzelijst Type, is de standaardpoort 80. Als u HTTPS selecteert in de vervolgkeuzelijst, is de standaardpoort 443. Als u een andere poort dan de standaardpoorten opgeeft, moeten clients het poortnummer opgeven in aanvragen voor de server om verbinding te kunnen maken met de website. | ||||
Hostnaam | Typ een hostnaam als u een of meer hostnamen (ook wel domeinnamen genoemd) wilt toewijzen aan één computer die één IP-adres gebruikt. Als u een hostnaam opgeeft, moeten clients de hostnaam gebruiken in plaats van het IP-adres voor toegang tot de site. Als deze website beschikbaar is op internet, geeft u de domeinnaam van de website op zoals deze door gebruikers wordt getypt in een browser, bijvoorbeeld www.contoso.com. Als uw website meerdere domeinnamen heeft, bijvoorbeeld www.contoso.com en contoso.com, moet u een afzonderlijke binding maken voor elke hostnaam. Als de website beschikbaar is op een intranet, hoeft u geen hostnaam op te geven als gebruikers de servernaam in een browser typen, bijvoorbeeld http://servernaam. Als de DNS-server in uw omgeving echter is geconfigureerd voor het opslaan van andere namen voor deze webserver, kunt u een afzonderlijke binding maken voor elke hostnaam, zodat gebruikers de anderen namen kunnen gebruiken die zijn opgeslagen door de DNS-server.
| ||||
SSL-certificaat | Selecteer het certificaat dat de website moet gebruiken voor SSL. De lijst SSL-certificaat wordt alleen weergegeven als u HTTPS selecteert in de lijst Type.
| ||||
Weergeven | Hiermee opent u het dialoogvenster Certificaat waarin u informatie kunt bekijken over het geselecteerde certificaat in de lijst SSL-certificaat. De knop Weergeven wordt alleen weergegeven als u HTTPS selecteert in de lijst Type en een certificaat selecteert in de lijst SSL-certificaat. | ||||
Website onmiddellijk starten | Selecteer deze optie in als u de website onmiddellijk wilt starten nadat deze is gemaakt. Wanneer de website is gestart, luistert deze naar aanvragen. U kunt het starten van de website uitstellen als u nog configuratiewijzigingen moet aanbrengen, zoals wijzigingen in de verificatie of goedkeuring, nadat de site is gemaakt.
|