Een trigger is een automatisch mechanisme waarmee een bepaalde actie wordt uitgevoerd als reactie op een berichtgebeurtenis. Message Queuing Triggers is een service waarmee u de aankomst van elk binnenkomend bericht in een wachtrij kunt koppelen aan de juiste reactie. Het type reactie is afhankelijk van de inhoud van het bericht.

U kunt Message Queuing Triggers gebruiken om zakelijke regels te definiëren die zonder aanvullende programmering kunnen worden aangeroepen als reactie op dergelijke berichten. Normaal gesproken moeten toepassingsontwikkelaars voor een dergelijke functionaliteit ontvangsttoepassingen ontwikkelen waarbij voor elk bericht een bepaald gedrag wordt aangeroepen. Door gebruik te maken van Message Queuing Triggers, kan specifiek gedrag worden aangeroepen op wachtrijniveau. Toepassingsontwikkelaars hoeven voor dit soort berichtverwerkingsfunctionaliteit niet langer code op infrastructuurniveau te schrijven.

Elke trigger wordt gekoppeld aan een bepaalde bewaakte wachtrij op de lokale computer, en wordt door de Message Queuing Triggers-service aangeroepen voor elk Message Queuing-bericht dat aankomt bij die wachtrij. Een trigger wordt zodanig geconfigureerd, dat deze voldoet aan een of meer regels. Een regel wordt gedefinieerd door een of meer voorwaarden en een actie.

De acties die worden uitgevoerd wanneer een regel waar is, worden uitgedrukt in de vorm van:

  • Een uitvoerbaar bestand en parameters (argumenten).

  • Een COM-onderdeel (Component Object Model), een methode en parameters.

U kunt ook andere soorten bestanden aanroepen door er parameters van een uitvoerbaar bestand van te maken. U kunt bijvoorbeeld een MSC-bestand aanroepen door mmc.exe op te geven als het uitvoerbare bestand en het volledige pad naar het MSC-bestand op te nemen als aanroepparameter van het type letterlijke tekenreeks. U kunt aangeven dat een of meer parameters moeten worden doorgegeven voor elke actie.

Als de trigger een uitvoerbaar bestand met opdrachtregelargumenten aanroept, kunt u deze argumenten opnemen als parameters van het type letterlijke tekenreeks. U moet echter voor elk opdrachtregelargument een afzonderlijke parameter toevoegen.

U kunt triggers koppelen aan wachtrijen op de lokale computer en wachtrijen op externe computers.

In deze sectie vindt u informatie over het volgende:


Inhoudsopgave