Een RRAS-server neemt de geïnstalleerde netwerkapparatuur waar als een reeks apparaten en poorten. Bij Poorten worden de momenteel geïnstalleerde poorten, het apparaat waaraan deze zijn gekoppeld en de status weergegeven.

  • Apparaat

    Een apparaat is de hardware of software die poorten levert die door RAS-verbindingen kunnen worden gebruikt om point-to-point verbindingen tot stand te brengen. Apparaten zijn fysiek, zoals een modem, of virtueel, zoals VPN-protocollen (Virtual Private Network). Apparaten kunnen één poort ondersteunen, zoals een modem, of meerdere poorten, zoals hardware voor modembanken, waarmee 64 verschillende binnenkomende analoge telefoongesprekken tot stand kunnen worden gebracht. PPTP (Point-to-Point Tunneling Protocol) en L2TP (Layer Two Tunneling Protocol) zijn voorbeelden van virtuele apparaten met meerdere poorten. Deze tunnelingprotocollen ondersteunen meerdere VPN-verbindingen.

    Als u de geïnstalleerde apparaten wilt bekijken, kunt u de eigenschappen van Poorten in de MMC-module Routering en RAS weergeven.

  • Poort

    Een poort is een kanaal van een apparaat dat één point-to-point verbinding kan ondersteunen. Voor apparaten met één poort, zoals modems, zijn het apparaat en de poort niet te onderscheiden. Voor apparaten met meerdere poorten is de poort het gedeelte van het apparaat waarmee een aparte point-to-point verbinding mogelijk is. ISDN-adapters met PRI (Primary Rate Interface) bijvoorbeeld ondersteunen twee aparte kanalen, ook wel B-kanalen genoemd. De ISDN-adapter is een apparaat. Elk B-kanaal is een poort, omdat een afzonderlijke point-to-point verbinding kan voorkomen op elk B-kanaal.

    U kunt de inbelpoorten weergeven door op Poorten te klikken in de MMC-module Routering en RAS.

Als u gedetailleerde statusinformatie voor een poort wilt weergeven, dubbelklikt u op de poort in Poorten of klikt u met de rechtermuisknop op de poort en klikt u vervolgens op Status. Het dialoogvenster Poortstatus wordt weergegeven.

U kunt het aantal beschikbare poorten configureren voor apparaten waarmee meerdere poorten worden ondersteund.

Het aantal poorten voor een apparaat configureren
  1. Klik in de MMC-module RRAS met de rechtermuisknop op Poorten en klik vervolgens op Eigenschappen.

  2. Selecteer in het dialoogvenster Eigenschappen voor Poorten het apparaat waarvan u de poorten wilt beheren, en klik vervolgens op Configureren.

  3. Configureer de poorten voor het apparaat met het dialoogvenster Apparaat configureren.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave