Voor de client die wordt opgestart en de communicatie van de server worden DHCP-pakketten (Dynamic Host Control Protocol) gebruikt. Met de instellingen op het tabblad DHCP kunt u de DHCP-instellingen van de server configureren. U geeft dit tabblad weer door in de MMC-console met de rechtermuisknop op de server te klikken en vervolgens Eigenschappen te kiezen. Zie DHCP configureren (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=131988 (de pagina is mogelijk Engelstalig)) voor meer informatie.

Op dit tabblad worden de volgende instellingen weergegeven:

  • Niet luisteren op poort 67. Schakel dit selectievakje in als DHCP op dezelfde server als Windows Deployment Services wordt uitgevoerd (deze server).

  • DHCP-optie 60 configureren om aan te geven dat deze server ook een PXE-server is. Houd bij deze optie rekening met het volgende:

    • Wanneer u deze optie selecteert, wordt op clients die via het netwerk opstarten altijd de melding ontvangen dat de PXE-server beschikbaar is, zelfs als de server niet operationeel is of is gestopt.

    • Voor bepaalde scenario's (met name scenario's waarvoor een DHCP-server moet worden uitgevoerd) wordt het toevoegen van een aangepaste DHCP-optie 60 niet ondersteund op dezelfde fysieke computer als de Windows Deployment Services-server. In deze gevallen kunt u de server zo configureren dat UDP-poort 67 (User Datagram Protocol) in niet-exclusieve modus wordt gebonden met behulp van de optie SO_REUSEADDR. Zie SO_REUSEADDR en SO_EXCLUSIVEADDRUSE gebruiken (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=82387 (de pagina is mogelijk Engelstalig)) voor meer informatie.

U moet de volgende handelingen uitvoeren als DHCP is geïnstalleerd op een server die zich in een ander subnet bevindt: configureer de IP Helper-tabellen (aanbevolen) of voeg DHCP-opties 66 en 67 toe. Zie Netwerkopstartprogramma's beheren (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=115304 (de pagina is mogelijk Engelstalig)) voor meer informatie over deze instellingen.


Inhoudsopgave