Met een toewijzingsbeleid voor bronnen wordt bepaald hoe bronnen door Windows System Resource Manager worden beheerd. Er kan slechts één brontoewijzingsbeleid tegelijk worden gebruikt voor het beheren van een computer.

Een brontoewijzingsbeleid bestaat uit een of meer brontoewijzingen. Brontoewijzingen zijn van toepassing op toepassingen en processen die voldoen aan een bepaald procesfilteringscriterium.

Belangrijk

U moet ten minste één procesfilteringscriterium maken voordat u een toewijzingsbeleid voor bronnen maakt, tenzij u uitsluitend overblijvende processen of Internet Information Services (IIS)-groepen van toepassingen wilt beheren. Zie Werken met procesfilteringscriteria voor meer informatie over procesfilteringscriteria.

Een toewijzingsbeleid voor bronnen maken

Een toewijzingsbeleid voor bronnen moet ten minste één brontoewijzing bevatten. Tot de brontoewijzingen behoren CPU-doelen, geheugenlimieten en processoraffiniteit. U kunt ook bronnen toewijzen binnen een brontoewijzing in een toewijzingsbeleid voor bronnen. Zie Bronnen ondertoewijzen voor meer informatie over het ondertoewijzen binnen brontoewijzingen.

Lidmaatschap van de lokale groep Administrators , of daaraan gelijk, is minimaal vereist om deze procedure te voltooien.

Een nieuwe brontoewijzing maken
  1. Open Windows System Resource Manager. U opent Windows System Resource Manager als volgt: klik op Start, ga naar Systeembeheer en klik vervolgens op Windows System Resource Manager.

  2. Selecteer in het dialoogvenster Verbinding met computer maken de optie Deze computer en klik vervolgens op Verbinding maken.

  3. Klik in de consolestructuur met de rechtermuisknop op Beleidsregels voor brontoewijzing en klik vervolgens op Nieuw beleid voor brontoewijzing.

  4. Typ een beschrijvende naam voor het nieuwe brontoewijzingsbeleid in het vak Beleidsnaam van het dialoogvenster Nieuw beleid voor brontoewijzing en klik op Toevoegen.

    Opmerking

    De naam van een toewijzingsbeleid voor bronnen mag niet beginnen met een koppelteken (-) en mag geen spaties of de volgende tekens bevatten: , \ / * ; ? : " | - < of >.

  5. Gebruik in het dialoogvenster Brontoewijzing toevoegen of bewerken de volgende procedures voor het maken van een brontoewijzing voor een processordoel of voor geheugen, of om processoraffiniteit te definiëren.

  6. Klik op OK als u klaar bent met het toevoegen van brontoewijzingen voor het nieuwe brontoewijzingsbeleid.

Het meestgebruikte type brontoewijzing is een CPU-doel. Zie Wat is processorbeheer in Windows System Resource Manager? voor meer informatie.

Een brontoewijzing voor een processordoel maken
  1. Selecteer in de lijst Procesvergelijkingscriteria op het tabblad tabblad Algemeen van het dialoogvenster Brontoewijzing toevoegen of bewerken een procesvergelijkingscriterium voor de processen die aan het criterium voldoen en die worden beheerd met de brontoewijzing. Zie Werken met procesfilteringscriteria voor meer informatie over het maken van procesvergelijkingscriteria.

  2. Voer het percentage in van de beschikbare processorbandbreedte die u wilt toewijzen in het vak Processorpercentage toegewezen aan deze bron en klik vervolgens op OK.

    Opmerking

    Als de waarde voor het percentage is ingesteld op 0, wordt geen CPU-bandbreedte toegewezen. Dit betekent dat de processen die voldoen aan het procesvergelijkingscriterium, geen processorbandbreedte kunnen gebruiken als de processorbandbreedte die aan de andere brontoewijzingen in het toewijzingsbeleid voor bronnen is toegewezen 100 procent bedraagt.

  3. Klik op Toevoegen en herhaal stap 1 en 2 als u meer brontoewijzingen wilt toevoegen.

Geheugenbrontoewijzingen beperken de hoeveelheid geheugen die door een afzonderlijk proces mag worden gebruikt en kunnen door de gebruiker gedefinieerde acties afdwingen wanneer de limieten worden overschreden. Zie Wat is geheugenbeheer in Windows System Resource Manager? voor meer informatie.

Een geheugenbrontoewijzing maken
  1. Selecteer in de lijst Procesvergelijkingscriteria op het tabblad tabblad Algemeen van het dialoogvenster Brontoewijzing toevoegen of bewerken een procesvergelijkingscriterium voor de processen die aan het criterium voldoen en die worden beheerd met de brontoewijzing.

  2. Selecteer op het tabblad Geheugen één of beide:

    • Maximum toegewezen geheugen gebruiken voor elk proces

    • Maximum werksetlimiet gebruiken voor elk proces

  3. Als u Maximum toegewezen geheugen gebruiken voor elk proces hebt geselecteerd:

    • Typ in het vak Maximumlimiet toegewezen geheugen per proces een waarde in MB.

    • Selecteer in het vak Als de geheugenlimiet is overschreden een actie die moet worden uitgevoerd zodra de limiet wordt bereikt.

  4. Als u Maximumlimiet voor werkset gebruiken voor elk proces hebt geselecteerd, typt u in Maximumlimiet werkset per proces een waarde in MB.

  5. Klik op OK.

  6. Klik op Toevoegen en herhaal stap 1 tot en met 5 als u meer toewijzingen voor geheugenbronnen wilt toevoegen.

Processoraffiniteit beperkt voor de processors waarmee zij affiniteit hebben, de processen die aan het procesfilteringscriterium voldoen. Zie Wat is processorbeheer in Windows System Resource Manager? voor meer informatie.

Processoraffiniteit definiëren
  1. Selecteer in de lijst Procesvergelijkingscriteria op het tabblad tabblad Algemeen van het dialoogvenster Brontoewijzing toevoegen of bewerken een procesvergelijkingscriterium voor de processen die aan het criterium voldoen en die worden beheerd met de brontoewijzing.

  2. Selecteer op het tabblad Geavanceerd de optie Opgegeven processors gebruiken.

    Opmerking

    De optie Opgegeven processors gebruiken is alleen beschikbaar als er in het systeem meerdere processors beschikbaar zijn.

  3. Geef het processornummer of een lijst of bereik van processornummers op en klik vervolgens op OK. U kunt een waarde voor het processornummer opgeven van 0 tot (n-1), waarbij n gelijkstaat aan het aantal processors in de server.

    • Als u één specifieke processor wilt opgeven, typt u het nummer van die processor.

    • Als u een lijst met processornummers wilt opgeven, scheidt u de processornummers door een komma. Typ bijvoorbeeld: 0, 3, 7.

    • Als u een processornummerbereik wilt opgeven, scheidt u het eerste en laatste processornummer door een koppelteken. Typ bijvoorbeeld: 2-4.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave