In Microsoft® Windows®-besturingssystemen blijven hoofdletters en kleine letters in de namen van de meeste objecten (zoals bestanden en mappen) behouden, maar wordt daartussen geen onderscheid gemaakt. Dit wil zeggen dat u bij het opgeven van een naam voor dergelijke objecten zowel hoofdletters als kleine letters mag gebruiken, maar dat Windows op basis hiervan geen onderscheid maakt tussen namen. De bestanden voorbeeld.txt en Voorbeeld.txt kunnen dus niet worden opgeslagen in dezelfde map, omdat deze namen door Windows bij het identificeren van bestanden als identiek worden beschouwd.
Hoofdlettergevoeligheid en Subsystem for UNIX-based Applications
UNIX-besturingssystemen zijn daarentegen volledig hoofdlettergevoelig. Op computers met een UNIX-besturingssysteem wordt dus onderscheid gemaakt tussen objectnamen als het enige verschil bestaat uit een hoofdletter of een kleine letter in de objectnaam. Op de meeste UNIX-computers kunt u de bestanden voorbeeld.txt en Voorbeeld.txt dus in dezelfde map opslaan, en maakt het UNIX-besturingssysteem op basis hiervan onderscheid tussen de bestanden bij het uitvoeren van bewerkingen. Zo wordt met de opdracht rm S*.txt het bestand Voorbeeld.txt verwijderd, maar niet het bestand voorbeeld.txt.
Ten behoeve van de implementatie van standaard-UNIX-gedrag geldt in Subsystem for UNIX-based Applications meestal hoofdlettergevoeligheid bij het werken met bestandsnamen. Dit kan leiden tot beveiligingsproblemen, vooral voor Windows-gebruikers die gewend zijn aan de niet-hoofdlettergevoelige conventies van Windows. Het is bijvoorbeeld mogelijk om een versie van edit.exe die is geïnfecteerd met een schadelijk programma zoals een Trojaans paard en waarvan de naam is gewijzigd in EDIT.EXE, op te slaan in dezelfde map als edit.exe. Als een gebruiker edit typt bij de Windows-opdrachtprompt, wordt mogelijk de versie met het Trojaanse paard uitgevoerd (EDIT.EXE) in plaats van de standaardversie. Als hoofdlettergevoeligheid is ingeschakeld, moeten Windows-gebruikers erop attent worden gemaakt dat dit risico bestaat.
Standaardwaarden van hoofdlettergevoeligheid herstellen
In de besturingssystemen Microsoft Windows Server® 2008 R2, Windows® 7, Windows Server® 2008, Windows Vista®, Windows Server® 2003 en Windows XP geldt voor alle subsystemen met uitzondering van het Win32-subsysteem als standaardgedrag dat hoofdletters en kleine letters behouden blijven, zonder dat daartussen onderscheid wordt gemaakt. In eerdere versies van Windows zijn dergelijke subsystemen standaard volledig hoofdlettergevoelig. Ter ondersteuning van standaard-UNIX-gedrag kunt u in Windows Server 2003 en Windows XP het standaardgedrag voor niet-Win32-subsystemen wijzigen. Dit is mogelijk tijdens het installeren van de basishulpprogramma's die deel uitmaken van het downloadpakket Utilities and Software Development Kit (SDK) for Subsystem for UNIX-based Applications. Als u hoofdlettergevoeligheid inschakelt en de basishulpprogramma's vervolgens verwijdert, wordt het standaardgedrag (niet-hoofdlettergevoelig) van niet-Win32-subsystemen hersteld.
Zie Hoofdlettergevoeligheid voor bestands- en mapnamen configureren (