Wanneer u een gebeurtenislogboek bekijkt, kunt u de weergegeven gebeurtenissen filteren. Het filteren van gebeurtenissen is in principe bedoeld als een tijdelijk effect en u kunt het toegepaste filter eenvoudig verwijderen. Als u een filter hebt gemaakt dat u nog vaker wilt gebruiken, kunt u het echter ook opslaan als een aangepaste weergave.

Weergegeven gebeurtenissen filteren
  1. Start Logboeken.

  2. Selecteer in de consolestructuur het gebeurtenislogboek dat u wilt filteren.

  3. Klik in het menu Actie op Huidig logboek filteren.

  4. Als u gebeurtenissen wilt filteren op basis van tijdstip, selecteert u de gewenste periode in de vervolgkeuzelijst Geregistreerd.

    Opmerking

    Kies Aangepast bereik als u een afwijkende periode wilt opgeven. Geef in het dialoogvenster Aangepast bereik de vroegste en laatste datum en tijd op voor de gebeurtenissen die u wilt weergeven. Klik op OK.

  5. Schakel bij Gebeurtenisniveau de selectievakjes in naast de gebeurtenisniveaus die u met het filter wilt weergeven.

  6. Schakel in de vervolgkeuzelijst Gebeurtenisbron de selectievakjes in naast de gebeurtenisbronnen die u met het filter wilt weergeven.

  7. Typ in Gebeurtenis-id's de gebeurtenis-id's die u met het filter wilt weergeven. U kunt de verschillende gebeurtenis-id's met een komma van elkaar scheiden. Als u een bereik van id's wilt invoeren, bijvoorbeeld 4624 tot en met 4634, typt u 4624-4634. Als u gebeurtenissen met bepaalde id's wilt uitsluiten in zo'n bereik, typt u een minteken voor de betreffende id. Typ bijvoorbeeld 4624-4634,-4630 als u alle id's tussen 4624 en 4634 wilt weergeven, behalve 4630.

  8. Schakel bij Taakcategorie de selectievakjes in naast de taakcategorieën in de vervolgkeuzelijst die u met het filter wilt weergeven.

  9. Schakel in de vervolgkeuzelijst Trefwoorden de selectievakjes in naast de trefwoorden die u met het filter wilt weergeven.

  10. Typ bij Gebruiker de naam van de gebruikersaccounts waarop u wilt filteren. U kunt meerdere gebruikersaccounts opgeven door deze met een komma (,) van elkaar te scheiden.

  11. Typ bij Computer(s) de naam van de computers die u met het filter wilt weergeven. Dit veld verwijst naar de broncomputer van de gebeurtenis. U kunt meerdere computers opgeven door deze met een komma (,) van elkaar te scheiden.

  12. Klik op OK om het filter toe te passen.

Aanvullende overwegingen

  • Als u het huidige filter wilt verwijderen, klikt u op Filter wissen in het menu Actie.

  • Als u een veld leeg laat in het dialoogvenster Huidig logboek filteren, betekent dit dat alle waarden van de betreffende eigenschap worden opgehaald door het filter.

  • Het is niet mogelijk om een filter toe te passen op gebeurtenisbronnen, taakcategorieën of trefwoorden die nog niet zijn vastgelegd in het gefilterde logboek.

  • Een filter geldt voor een afzonderlijk gebeurtenislogboek. Als u een filter wilt instellen voor meerdere gebeurtenislogboeken, moet u een aangepaste weergave maken.

Aanvullende bronnen