Met Verbindingsautorisatiebeleid voor Extern bureaublad (RD CAP) kunt u opgeven wie een verbinding kan maken met een RD-gatewayserver. U kunt een gebruikersgroep opgeven die bestaat op de lokale RD-gatewayserver of in Active Directory Domain Services. Als gebruikers voldoen aan de voorwaarden die zijn opgegeven in het Verbindingsautorisatiebeleid voor Extern bureaublad (RD CAP), wordt aan deze gebruikers toegang verleend tot de desbetreffende RD-gatewayserver.
U kunt deze procedure alleen uitvoeren als u op de Extern bureaublad-gatewayserver die u wilt configureren, minimaal lid bent van de lokale groep Administrators of over gelijkwaardige rechten beschikt. Bekijk de details over het gebruik van de juiste accounts en groeplidmaatschappen op
Omleiding van clientapparaten in- of uitschakelen |
Open Extern bureaublad-gatewaybeheer op de RD-gatewayserver. U opent Extern bureaublad-gatewaybeheer als volgt: klik op Start, ga naar Systeembeheer, ga naar Extern bureaublad-services en klik op Extern bureaublad-gatewaybeheer.
Klik in de consolestructuur van Extern bureaublad-gatewaybeheer om het knooppunt van de lokale RD-gatewayserver uit te vouwen. Dit is de naam van de computer waarop de RD-gatewayserver wordt uitgevoerd.
Vouw Beleidsregels in de consolestructuur uit en klik op Verbindingsautorisatiebeleid.
Klik in het resultatendeelvenster met de rechtermuisknop op de Verbindingsautorisatiebeleid voor Extern bureaublad (RD CAP) waarvoor u omleiding van clientapparaten wilt in- of uitschakelen en klik vervolgens op Eigenschappen.
Selecteer op het tabblad Apparaatomleiding een van de volgende opties om omleiding voor externe clientapparaten in of uit te schakelen:
- Als alle clientapparaten mogen worden omgeleid wanneer verbinding wordt gemaakt via de RD-gatewayserver, klikt u op Apparaatomleiding inschakelen voor alle clientapparaten. Deze optie is standaard ingeschakeld.
- Als u alleen apparaatomleiding voor bepaalde apparaattypen wilt uitschakelen wanneer verbinding wordt gemaakt via de RD-gatewayserver, klikt u op Apparaatomleiding uitschakelen voor de volgende typen clientapparaten en schakelt u de selectievakjes in die horen bij de clientapparaattypen waarvoor apparaatomleiding moet worden uitgeschakeld.
- Als alle clientapparaten mogen worden omgeleid wanneer verbinding wordt gemaakt via de RD-gatewayserver, klikt u op Apparaatomleiding inschakelen voor alle clientapparaten. Deze optie is standaard ingeschakeld.
Als u alleen clientverbindingen wilt toestaan met servers waardoor veilige apparaatomleiding wordt afgedwongen, schakelt u op het tabblad Apparaatomleiding het selectievakje Alleen verbindingen met Extern bureaublad-sessiehostservers toestaan die RD-gatewayapparaatomleiding afdwingen in.
Klik op OK.