U kunt het beheerbeleid wijzigen op een computer die door Windows System Resource Manager wordt beheerd, wanneer zich een gebeurtenis voordoet of wanneer een door u gedefinieerde aanvullende status of combinatie van statussen als waar wordt bepaald nadat zich een gebeurtenis heeft voorgedaan.
- Als u de eigenschappen van een voorwaardelijk beleid wilt weergeven of wijzigen, klikt u in het dialoogvenster Voorwaardelijke beleidsregels toevoegen of bewerken in de lijst op het beleid dat u wilt weergeven of wijzigen en klikt u vervolgens op Bewerken.
- Als u een nieuw voorwaardelijk beleid wilt maken, klikt u in het dialoogvenster Voorwaardelijk beleid toevoegen of bewerken op Toevoegen.
| Opmerking |
| Voor elke gebeurteniscategorie kan slechts één voorwaardelijk beleid worden geconfigureerd. Als u een nieuw voorwoorwaardelijk beleid voor processor of geheugen wilt maken, moet u eerst het bestaande voorwaardelijke beleid voor processor of geheugen verwijderen. Als u een nieuw voorwaardelijk beleid voor clusterservices toevoegt, wordt u gevraagd het voorwaardelijk beleid voor clusterservices waarmee het nieuwe beleid conflicteert, te overschrijven.
|
Algemene taken in eigenschappen van voorwaardelijk beleid
Taak |
Procedure |
Maak een nieuw voorwaardelijk beleid. |
- Selecteer onder Details gebeurtenis in de lijst Categorie de optie Geheugen, Processor of MSCS.
- Als u MSCS hebt geselecteerd in de lijst Objectnaam, selecteert of typt u de naam van het knooppunt of de bronnengroep en selecteert u vervolgens een waarde in de lijst Trigger.
- Als u Processor of Geheugen hebt geselecteerd, voert u de stappen uit om de status te definiëren die een beleidswijziging veroorzaakt.
- Configureer het standaardbeleid en definieer de status die een beleidswijziging veroorzaakt met behulp van de volgende procedures.
|
Configureer het standaardbeleid dat bij de gebeurtenis hoort. |
Selecteer in de lijst Standaardbeleid selecteren een naam voor het brontoewijzingsbeleid.
| Opmerking | | Het standaardbeleid wordt alleen toegepast wanneer geen van de statussen die deel uitmaken van het voorwaardelijk beleid waar zijn. |
|
Definieer een aanvullende status die een beleidswijziging veroorzaakt wanneer zich een gebeurtenis voordoet. |
- Klik in een lege rij onder Statussen voor toegang tot de detailconfiguratie.
- Klik onder Statusgegevens op een lege cel in de kolom Categorie en selecteer een categorie in de vervolgkeuzelijst.
- Als u Processor of Geheugen hebt geselecteerd, selecteert u in de kolom Operator een operator en typt u vervolgens in de kolom Hoeveelheid het aantal processors of een geheugenhoeveelheid (in MB).
- Als u MSCS hebt geselecteerd in de lijst Objectnaam, klikt u in de lijst en typt u de naam van het knooppunt of de bronnengroep en klikt u vervolgens in de kolom Status om een status in de vervolgkeuzelijst te selecteren.
-
Als u klaar bent met het maken van de statusdetails, klikt u onder Statussen in de kolom Beleidsnaam in de rij van de status die u zojuist hebt gemaakt. Kies in de vervolgkeuzelijst een beleid dat moet worden toegepast als de status waar is.
|
Combineer statusclausules om groepen te maken. |
- Klik onder Statussen op een lege cel om een nieuwe status te maken, of klik in een bestaande statusrij.
- Voeg onder Statusgegevens meerdere statussen toe die u wilt combineren in één enkele clausule, die als waar of onwaar moet worden geëvalueerd.
-
Klik onder Statusgegevens in de eerste rij die u met een andere rij wilt combineren en houd vervolgens SHIFT ingedrukt terwijl u op de rijen klikt die u wilt combineren.
| Opmerking | | U kunt alleen opeenvolgende rijen in een groep combineren. Geneste groepen worden ondersteund. |
- Klik met de rechtermuisknop op de geselecteerde rijen en klik vervolgens op Groep toevoegen om de clausule te maken.
|
Wijzig de volgorde waarin de statussen worden geëvalueerd als waar of onwaar. |
Klik onder Statussen op de status die u wilt verplaatsen en verplaats deze vervolgens met de pijl-omhoog of pijl-omlaag. De statussen bovenaan in de lijst worden het eerst geëvalueerd. |
Schakel de evaluatie van een status in of uit wanneer de bijbehorende status zich voordoet. |
Schakel onder Statussen het selectievakje in de statusrij in voor het in- of uitschakelen van de evaluatie van de status wanneer de bijbehorende gebeurtenis zich voordoet. |
Aanvullende naslaginformatie