U kunt Autorisatiebeheer gebruiken in twee modi: de ontwikkelaarsmodus en de Administrator-modus.

De Administrator-modus is de standaardinstelling, maar voordat u deze modus effectief kunt gebruiken, moet u eerst een toepassing definiëren waarin alle benodigde groeps-, functie-, bewerkings- en taakdefinities zijn opgenomen. Dit doet u in de ontwikkelaarsmodus.

Nadat u een toepassing hebt ingesteld in de ontwikkelaarsmodus, hoeft u voor die toepassing Autorisatiebeheer niet te gebruiken in de ontwikkelaarsmodus.

Als u de volgende taken wilt uitvoeren, moet u werken in de ontwikkelaarsmodus:

  • Nieuwe autorisatiearchieven maken

  • Nieuwe toepassingen maken

  • Bewerkingen definiëren of wijzigen

  • Een toepassingsnaam wijzigen

  • De versiegegevens van een toepassing wijzigen

Als u wilt wisselen tussen de Administrator-modus en de ontwikkelaarsmodus, gebruikt u het dialoogvenster Opties.

Het minimaal vereiste groepslidmaatschap dat vereist is om deze procedure te voltooien, is Administrators. Bekijk de details onder 'Aanvullende overwegingen' in dit onderwerp.

Opties instellen voor Autorisatiebeheer
  1. Start indien nodig Autorisatiebeheer.

  2. Selecteer het knooppunt Autorisatiebeheer (het basisknooppunt) in de consolestructuur.

  3. Klik op Opties in het menu Actie.

  4. Klik op Ontwikkelaarsmodus of Administrator-modus.

  5. Klik op OK.

Aanvullende overwegingen

  • Leden van de lokale groep Administrators hebben standaard voldoende rechten en bevoegdheden om deze taak uit te voeren. In uw omgeving wordt de beveiliging mogelijk zodanig beheerd dat niet-beheerders aanvullende rechten hebben.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave