U kunt Autorisatiebeheer gebruiken in twee modi: de ontwikkelaarsmodus en de Administrator-modus.
De Administrator-modus is de standaardinstelling, maar voordat u deze modus effectief kunt gebruiken, moet u eerst een toepassing definiëren waarin alle benodigde groeps-, functie-, bewerkings- en taakdefinities zijn opgenomen. Dit doet u in de ontwikkelaarsmodus.
Nadat u een toepassing hebt ingesteld in de ontwikkelaarsmodus, hoeft u voor die toepassing Autorisatiebeheer niet te gebruiken in de ontwikkelaarsmodus.
Als u de volgende taken wilt uitvoeren, moet u werken in de ontwikkelaarsmodus:
-
Nieuwe autorisatiearchieven maken
-
Nieuwe toepassingen maken
-
Bewerkingen definiëren of wijzigen
-
Een toepassingsnaam wijzigen
-
De versiegegevens van een toepassing wijzigen
Als u wilt wisselen tussen de Administrator-modus en de ontwikkelaarsmodus, gebruikt u het dialoogvenster Opties.
Het minimaal vereiste groepslidmaatschap dat vereist is om deze procedure te voltooien, is Administrators. Bekijk de details onder 'Aanvullende overwegingen' in dit onderwerp.
Opties instellen voor Autorisatiebeheer |
Start indien nodig Autorisatiebeheer.
Selecteer het knooppunt Autorisatiebeheer (het basisknooppunt) in de consolestructuur.
Klik op Opties in het menu Actie.
Klik op Ontwikkelaarsmodus of Administrator-modus.
Klik op OK.
Aanvullende overwegingen
-
Leden van de lokale groep Administrators hebben standaard voldoende rechten en bevoegdheden om deze taak uit te voeren. In uw omgeving wordt de beveiliging mogelijk zodanig beheerd dat niet-beheerders aanvullende rechten hebben.
Aanvullende naslaginformatie