In dit gedeelte vindt u de opties en hun functies in het dialoogvenster Netwerkbibliotheekconfiguratie toevoegen (of bewerken) voor TCP/IP.
Optie | Beschrijving |
---|---|
Server-alias |
Geef een unieke naam op voor de server waarop een Microsoft SQL Server-instance wordt uitgevoerd die op clients controleert via de netwerkbibliotheek TCP/IP Sockets. |
Netwerkbibliotheken |
Geef de netwerkbibliotheek op waarmee verbinding met de server wordt gemaakt. TCP/IP is geselecteerd. |
Servernaam |
Geef de SQL Server-instance op die op TCP/IP Sockets-clients controleert. |
Poort dynamisch bepalen |
Geef aan dat de poort dynamisch wordt vastgesteld door de netwerkbibliotheek. De poort bij Poortnummer wordt niet gebruikt. |
Poortnummer |
Geef de poort op die door de netwerkbibliotheek TCP/IP wordt gebruikt om verbinding te maken met de doelinstance van SQL Server. De standaardwaarde is 1433. Dit is het poortnummer dat de netwerkbibliotheek Windows Sockets meestal gebruikt voor SQL Server. In de meeste gevallen kunt u het standaardpoortnummer gebruiken. Dit veld is alleen actief als het selectievakje Poort dynamisch bepalen is uitgeschakeld. |
Zie tevens
Referentie
Procedure: Een netwerkbibliotheekconfiguratie toevoegen (Client Network Utility)Procedure: Een client configureren voor TCP/IP (Client Network Utility)
Procedure: Een netwerkbibliotheekconfiguratie verwijderen (Client Network Utility)
Procedure: Een netwerkbibliotheekconfiguratie bewerken (Client Network Utility)