EFS (Encrypting File System) plaatst sleutels die bij het versleutelen of ontsleutelen worden gebruikt, in het cachegeheugen om de prestaties te optimaliseren. U kunt opgeven wanneer deze items die zijn opgeslagen in het cachegeheugen, uit het geheugen worden verwijderd.

In cache plaatsen van sleutels

Windows optimaliseert het plaatsen van gebruikerssleutels in het cachegeheugen van een server wanneer de server wordt gebruikt voor externe serverversleuteling. Standaard plaatst de server maximaal 15 gebruikerssleutelingangen in het cachegeheugen om de versleutelingsprestaties op de server te verbeteren. Deze standaardwaarde kan echter door een beheerder worden gewijzigd door de volgende registerwaarde te bewerken:

HKLM\SOFTWARE\Microsoft\Windows NT\CurrentVersion\EFS\UserCacheSize DWORD

De geldige waarden voor deze registerwaarde liggen tussen 5 en 30.

Opmerking

Persoonlijke sleutels worden niet in het cachegeheugen opgeslagen, maar alleen opgeslagen als ingang voor de sleutelcontainer CryptoAPI.

Eigenschappen wijzigen voor het plaatsen van sleutels in het cachegeheugen

U kunt de prestaties voor het plaatsen van sleutels in het cachegeheugen wijzigen door opties te selecteren op het tabblad Cache van de pagina Eigenschappen van Encrypting File System in Groepsbeleid of in het lokale computerbeleid.

U kunt bijvoorbeeld een automatische time-outwaarde configureren en opgeven dat het cachegeheugen moet worden gewist wanneer de gebruiker het werkstation vergrendelt. Het cachegeheugen wordt ook gewist wanneer de gebruiker zich afmeldt of de computer opnieuw wordt opgestart.


Inhoudsopgave