Voor een virtuele machine met netwerkvoorzieningen zijn dezelfde twee basisonderdelen nodig als die voor een fysieke computer vereist zijn: een netwerkadapter en een beschikbaar netwerk. Wanneer u een virtuele machine maakt, wordt deze automatisch geconfigureerd met één netwerkadapter. Als op de server waarop Hyper-V wordt uitgevoerd een of meer virtuele netwerken beschikbaar zijn, kunt u de netwerkadapter tijdens het maken van de virtuele machine met een van deze netwerken verbinden.

Hyper-V bevat twee typen virtuele netwerkadapters: een netwerkadapter en een legacynetwerkadapter.

  • Een netwerkadapter functioneert pas als er een stuurprogramma voor een virtuele machine is geïnstalleerd, maar levert betere prestaties. Dit stuurprogramma is beschikbaar in bepaalde nieuwere versies van Windows. Voor alle andere ondersteunde besturingssystemen moet u de integratieservices in het gastbesturingssysteem installeren om het stuurprogramma voor de virtuele machine te installeren. Zie Een gastbesturingssysteem installeren voor instructies. Zie Informatie over virtuele machines en gastbesturingssystemen (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkID=128037 (de pagina is mogelijk Engelstalig)) voor meer informatie over welke besturingssystemen worden ondersteund en voor welke besturingssystemen de integratieservices moeten worden geïnstalleerd.

  • Een legacynetwerkadapter functioneert zonder dat u hiervoor een stuurprogramma voor de virtuele machine hoeft te installeren. Met de legacynetwerkadapter wordt een fysieke netwerkadapter geëmuleerd (multipoort DEC 21140 10/100TX, 100 MB). Daarnaast biedt een legacynetwerkadapter ondersteuning voor installaties via het netwerk, omdat dergelijke adapters de mogelijkheid bieden op te starten in de PXE-omgeving (Pre-Execution Environment). De legacynetwerkadapter wordt echter niet ondersteund in de 64-bits editie van Windows Server 2003.

Opmerking

Voor de legacynetwerkadapter zijn bepaalde verwerkingstaken in het beheerbesturingssysteem nodig die niet vereist zijn voor de netwerkadapter. Het is raadzaam de legacynetwerkadapter alleen te gebruiken wanneer u installaties via het netwerk uitvoert of wanneer het gastbesturingssysteem geen ondersteuning biedt voor de netwerkadapter.

U kunt netwerkinstellingen voor virtuele machines configureren door de bijbehorende netwerkadapters naar behoefte toe te voegen, te verwijderen en aan te passen nadat u de virtuele machine hebt gemaakt. U kunt elke netwerkadapter koppelen aan een van de virtuele netwerken die beschikbaar is op de server waarop Hyper-V wordt uitgevoerd.

Opmerking

Met Virtual Network Manager kunt u virtuele netwerken toevoegen, verwijderen en aanpassen. Daarnaast kunt u Virtual Network Manager gebruiken om een bereik met MAC-adressen (Media Access Control) op te geven dat u aan virtuele machines kunt toewijzen.

Een netwerkadapter toevoegen
  1. Open Hyper-V Manager. Klik op Start, ga naar Systeembeheer en klik op Hyper-V-beheer.

  2. Selecteer de virtuele machine die u wilt configureren in het resultatenvenster, onder Virtuele machines.

  3. Klik in het deelvenster Actie onder de naam van de virtuele machine op Instellingen.

  4. Klik in het navigatievenster op Hardware toevoegen.

  5. Selecteer een netwerkadapter of een legacynetwerkadapter op de pagina Hardware toevoegen. Zie 'Aanvullende overwegingen' hieronder voor meer informatie over de verschillende adapters.

  6. Klik op Toevoegen. De pagina Netwerkadapter of Legacynetwerkadapter wordt weergegeven.

  7. Selecteer bij Netwerk het virtuele netwerk waarmee u verbinding wilt maken.

  8. U kunt een vast MAC-adres of de VLAN-identificatie opgeven door de gewenste getallen in te voeren.

  9. Klik op OK.

Een netwerkadapter wijzigen of verwijderen
  1. Open Hyper-V Manager. Klik op Start, ga naar Systeembeheer en klik op Hyper-V-beheer.

  2. Selecteer de virtuele machine die u wilt configureren in het resultatenvenster, onder Virtuele machines.

  3. Klik in het deelvenster Actie onder de naam van de virtuele machine op Instellingen.

  4. Klik in het navigatievenster op de naam van de netwerkadapter.

  5. Voer op de pagina Netwerkadapter of Legacynetwerkadapter een de volgende handelingen uit:

    • Breng de gewenste wijzigingen aan en klik vervolgens op Toepassen om de configuratie te wijzigen.

    • Klik op Verwijderen om de netwerkadapter te verwijderen.

  6. Klik op OK.

Verdere overwegingen

  • U moet minimaal lid zijn van de lokale groep Administrators of een vergelijkbare groep om deze procedure uit te voeren. Een administrator kan echter het autorisatiebeleid wijzigen met Autorisatiebeheer, zodat een gebruiker of groep gebruikers deze procedure kan uitvoeren. Zie Autorisatiebeheer gebruiken voor Hyper-V-beveiliging (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=142886 (de pagina is mogelijk Engelstalig)) voor meer informatie.

  • Met Virtual Network Manager kunt u het bereik met dynamische MAC-adressen beperken. Op deze manier voorkomt u conflicten die kunnen ontstaan wanneer voor meerdere fysieke computers met Hyper-V hetzelfde subnet wordt gebruikt en hetzelfde MAC-adres aan meerdere virtuele machines in het subnet wordt toegewezen.

Aanvullende naslaginformatie