Met Virtual Network Manager kunt u virtuele netwerken maken en beheren. Zie Virtuele netwerken beheren voor instructies.

In de volgende tabel worden de beschikbare instellingen van Virtual Network Manager beschreven.

Instelling Beschrijving

Extern

Hiermee wordt een verbinding met een fysieke netwerkadapter gemaakt, zodat de virtuele machines toegang kunnen krijgen tot een fysiek netwerk.

Met de instelling Beheerbesturingssysteem toestaan deze netwerkadapter te delen wordt bepaald of u de fysieke netwerkadapter kunt gebruiken om toegang te krijgen tot het beheerbesturingssysteem (het besturingssysteem waarin de functie Hyper-V wordt uitgevoerd). Met deze optie kunt u het beheerbesturingssysteem isoleren van communicatie tussen virtuele machines en andere computers in een fysiek netwerk. Dit houdt echter ook in dat u via deze fysieke netwerkadapter geen externe verbinding met het beheerbesturingssysteem kunt maken als deze optie is uitgeschakeld.

Intern

Hiermee is alleen communicatie tussen het beheerbesturingssysteem en de virtuele machines mogelijk.

Privé

Hiermee is alleen communicatie tussen de virtuele machines mogelijk.

VLAN-identificatie inschakelen

Hiermee wordt een id opgegeven die kan worden gebruikt om het netwerkverkeer te isoleren van het beheerbesturingssysteem. De VLAN-configuratie moet worden ondersteund door de fysieke netwerkadapter. Zie de informatie over het installeren van Hyper-V in de technische bibliotheek voor Windows Server 2008 (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkID=131362 (de pagina is mogelijk Engelstalig)) voor meer informatie over het configureren van de VLAN-id.

MAC-adresbereik

Met deze instelling kunt u een bereik met adressen opgeven dat u kunt gebruiken bij het toewijzen van dynamische MAC-adressen aan virtuele machines. Op deze manier voorkomt u conflicten die ontstaan wanneer voor meerdere fysieke computers met Hyper-V hetzelfde subnet wordt gebruikt, en hetzelfde MAC-adres wordt toegewezen aan meerdere virtuele machines die via dat fysieke subnet communiceren. Dynamische MAC-adressen worden volgens een standaardbereik toegewezen dat voor elke installatie van Hyper-V gelijk is. U kunt deze instelling gebruiken om dit standaardbereik te verdelen in subbereiken en vervolgens aan elke fysieke computer waarop Hyper-V wordt uitgevoerd, een ander subbereik toe te wijzen.