Met Instellingen voor virtuele machine kunt u de configuratie van een virtuele machine aanpassen nadat u de virtuele machine hebt gemaakt. Zie Virtuele machines configureren voor instructies.
Sommige instellingen behoeven geen uitleg en worden dan ook niet uitgelegd in dit onderwerp. In de volgende tabellen vindt u gebruiksoverwegingen voor instellingen die mogelijk uitleg behoeven.
Hardware-instelling | Beschrijving | ||||
---|---|---|---|---|---|
Geheugen |
Geef voldoende geheugen op, zodat het gastbesturingssysteem en alle toepassingen die tegelijkertijd op de virtuele machine actief zijn, kunnen worden uitgevoerd. | ||||
Virtuele processor |
U kunt meerdere virtuele processors toewijzen als op de virtuele machine Windows Server 2008 of Windows Server 2003 als gastbesturingssysteem wordt uitgevoerd. | ||||
Besturingselementen voor bronnen |
Met deze instellingen kunt u bepalen hoe bronnen worden toegewezen tussen de virtuele machines die tegelijkertijd op een fysieke computer worden uitgevoerd. Zie Geheugen en processors configureren voor instructies. | ||||
Processorcompatibiliteit | Met de instelling Migreren naar een fysieke computer met een andere processorversie kunt u een actieve virtuele machine naar een fysieke computer met verschillende processorvoorzieningen verplaatsen, zonder dat de virtuele machine opnieuw hoeft te worden opgestart. Op de virtuele machine worden dan alleen de processorvoorzieningen gebruikt die beschikbaar zijn in alle versies van een processor met virtualisatiemogelijkheden van dezelfde processorfabrikant. Wanneer u deze instelling niet gebruikt, worden de virtualisatievoorzieningen die door de fysieke processor worden geboden, door Hyper-V geleverd. | ||||
COM number |
Een virtuele COM-poort die aan een named pipe is gekoppeld, wordt meestal gebruikt met een kernelfoutopsporingsprogramma.
| ||||
Diskettestation |
Met een diskettestation zorgt u ervoor dat in virtuele machines gebruik kan worden gemaakt van een virtuele diskette.
|
Beheerinstelling | Beschrijving | ||||
---|---|---|---|---|---|
Locatie van het momentopnamebestand |
Met deze instelling kunt u de standaardlocatie overschrijven door een andere locatie te selecteren voor de configuratie- en geheugenopslagbestanden die vereist zijn voor momentopnamen. De standaardlocatie is de locatie die is opgegeven voor de server waarop Hyper-V wordt uitgevoerd. Deze instelling is niet van invloed op de opslaglocatie van de bestanden met gegevens van momentopnamen (.AVHD-bestanden). | ||||
Automatische startactie |
Met deze instellingen kunt u opgeven of de virtuele machine opnieuw moet worden opgestart als de fysieke computer of de Virtual Machine Management-service van Hyper-V opnieuw wordt opgestart.
| ||||
Automatische stopactie | Met deze instellingen kunt u opgeven op welke status u de virtuele machine wilt instellen wanneer de fysieke computer wordt afgesloten. |