Als u een back-up maakt op een aangesloten schijf, kunt u afzonderlijke bestanden, mappen, toepassingsgegevens, volumes, systeemstatusgegevens en het besturingssysteem herstellen.

Als u een back-up maakt op een dvd, een ander optisch medium of een verwisselbaar medium, kunt u volumes alleen in hun geheel herstellen. U kunt afzonderlijke bestanden en mappen, systeemstatusgegevens of toepassingsgegevens niet rechtstreeks herstellen aan de hand van de back-ups die op deze mediatypen zijn opgeslagen. Bij opslag op een dvd of verwisselbaar medium worden back-ups gecomprimeerd. Daardoor is de back-up op een dvd veel kleiner dan het volume op de server. De back-uplocatie moet ten minste 1 GB groot zijn, anders wordt deze niet weergegeven in de lijst met beschikbare back-uplocaties. Wanneer een dvd-back-up alle essentiële volumes (volumes met systeemonderdelen die nodig zijn om het besturingssysteem te herstellen) bevat, kunt u met die back-up het besturingssysteem herstellen.

Voordat u een back-up maakt op een aangesloten schijf, dvd of verwisselbaar medium, moet u het volgende doen:

  • Kies een locatie voor het opslaan van uw back-ups. (Zie Een back-up maken van een server voor meer informatie over het kiezen van een opslaglocatie.) Als u een lokale schijf wilt gebruiken, moet de schijf USB 2.0 of IEEE 1394 ondersteunen en intern of extern aan de server zijn gekoppeld. Daarnaast is het raadzaam eenmalige back-ups en geplande back-ups zo mogelijk op verschillende locaties op te slaan. Als u eenmalige back-ups en geplande back-ups op dezelfde locatie opslaat, is het mogelijk dat back-upbewerkingen mislukken vanwege conflicten of ruimtegebrek, en dat opgeslagen back-upversies verloren gaan. Als u toch dezelfde opslaglocatie wilt gebruiken, moet u controleren of deze genoeg ruimte voor de back-up bevat voordat u de bewerking uitvoert. Bovendien kunt u back-ups met de wizard Eenmalige back-up niet op dezelfde locatie opslaan als u aangepaste instellingen gebruikt.

  • Als u dvd's gebruikt, moet u controleren of er een dvd-brander op de server is aangesloten en of deze online is. Daarnaast moet u ervoor zorgen dat u voldoende lege dvd's hebt om de inhoud van alle gewenste volumes op te slaan. Als een back-up te groot is voor een enkele dvd, kan de back-up op meerdere dvd's worden opgeslagen.

  • Bepaal wat u in de back-up wilt opnemen: de hele server of alleen bepaalde items. (Zie Een back-up maken van een server voor meer informatie over het kiezen van de items waarvan u een back-up wilt maken.)

Handmatig een back-up maken op een aangesloten schijf, dvd of verwisselbaar medium
  1. Klik op Start, klik op Systeembeheer en klik vervolgens op Windows Server Backup.

  2. Klik in het deelvenster Acties op de standaardpagina van de module onder Windows Server Backup op Eenmalige back-up. Hierdoor wordt de wizard Eenmalige back-up geopend.

  3. Voer op de pagina Opties voor back-up een van de volgende bewerkingen uit en klik op Volgende:

    • Klik op Opties voor geplande back-up.

    • Klik op Andere opties.

      1. Voer op de pagina Back-upconfiguratie selecteren een van de volgende bewerkingen uit en klik op Volgende:

        1. Klik op Volledige server (aanbevolen) om een back-up te maken van alle volumes op de server. Dit is de aanbevolen optie.

        2. Klik op Aangepast als u alleen van bepaalde items een back-up wilt maken en klik vervolgens op Volgende.

          1. Klik op de pagina Items selecteren voor back-up op Items toevoegen. Schakel bij Items selecteren de selectievakjes in voor de items waarvan u een back-up wilt maken. Als u alleen van bepaalde mappen of bestanden een back-up wilt maken, vouwt u de mapstructuur uit en selecteert u de items die u wilt opnemen. Klik op OK.

          2. Klik op de pagina Items selecteren voor back-up op Geavanceerde instellingen, klik op de tab Uitsluitingen, klik op Uitsluitingen toevoegen, vouw de mapstructuur uit en selecteer vervolgens de items die u wilt uitsluiten.

          3. Selecteer op het tabblad VSS-instellingen de optie Volledige VSS-back-up of VSS-kopieback-up. Klik op OK en daarna op Volgende.

      2. Klik op de pagina Type bestemming opgeven op Lokale stations en klik vervolgens op Volgende.

      3. Selecteer op de pagina Bestemming van back-up selecteren in de vervolgkeuzelijst de locatie waar u de back-up wilt opslaan. Als u een vaste schijf kiest, bevestigt u dat er voldoende vrije ruimte op de schijf aanwezig is. Als u een dvd-station of een ander optische medium selecteert en wilt dat de inhoud wordt gecontroleerd nadat de back-up is gemaakt, schakelt u het selectievakje Controleren na schrijven in.

  4. Controleer de gegevens op de pagina Bevestigen en klik op Back-up. De back-upset wordt voorbereid en het medium wordt gecontroleerd. Als het medium de indeling UDF (Universal Disk Format) of NTFS heeft en groter is dan 1 GB, wordt de back-upbewerking gestart. Zo niet, dan verschijnt er een bericht met de melding dat het medium niet groot genoeg is of dat de indeling niet wordt ondersteund. In dat geval kunt u het medium opnieuw formatteren of een nieuw medium plaatsen.

  5. Op de pagina Voortgang van back-up kunt u de status van de back-up bekijken. Als u een back-up maakt op dvd's, wordt u gevraagd de eerste dvd te plaatsen wanneer de back-up wordt gestart. Als de back-up te groot is voor een enkele dvd, wordt om een of meer volgende dvd's gevraagd. Tijdens dit proces moet u de gegevens die in het bericht naast Schijflabel staan noteren op een label dat u aanbrengt op de dvd die u plaatst. U hebt deze gegevens nodig als u later een herstelbewerking wilt uitvoeren.

  6. Aanvullende overwegingen

    • Als u een back-up wilt maken met Windows Server Backup, moet u lid zijn van de groep Back-upoperators of Administrators, of moet de benodigde bevoegdheid aan u zijn gedelegeerd.

    • U kunt deze taak ook extern uitvoeren voor een andere server met de optie Verbinding maken met een andere computer in de MMC-module Windows Server Backup (Microsoft Management). Zorg ervoor dat u lid bent van de groep Administrators of Back-upoperators op de externe server. Als u Back-upoperator bent, moet u ervoor zorgen dat de DCOM-beveiligingsinstellingen (Distributed Component Object Model) op de externe computer zo zijn ingesteld dat Back-upoperators verbinding met deze computer mogen maken.

      U kunt deze functie alleen gebruiken als op de lokale en de externe server dezelfde versie van Windows wordt uitgevoerd: hetzij Windows Server 2008, hetzij Windows Server 2008 R2. U kunt deze functie ook niet gebruiken om een computer te beheren waarop een willekeurige versie van het Windows-clientbesturingssysteem wordt uitgevoerd.

    Aanvullende naslaginformatie