U kunt een bestaande taak wijzigen door de algemene eigenschappen, triggers, acties, voorwaarden of instellingen ervan aan te passen. Zie Taken verwijderen voor meer informatie over het verwijderen van een taak.
Een bestaande taak wijzigen
Een bestaande taak wijzigen met de Windows-interface |
Start Taakplanner als dat nog niet is gebeurd. Zie Taakplanner starten voor meer informatie.
Klik in de consolestructuur op de taakmap met de taak die u wilt wijzigen.
Klik in het consolevenster op de taak die u wilt wijzigen.
Klik in het deelvenster Acties op Eigenschappen. Het dialoogvenster Eigenschappen van Taak wordt weergegeven.
Voer in het dialoogvenster Eigenschappen van Taak een of meer van de volgende handelingen uit:
-
Klik op het tabblad Algemeen om de algemene eigenschappen van de taak te wijzigen. Zie Algemene taakeigenschappen voor meer informatie over deze eigenschappen.
-
Klik op het tabblad Triggers om de triggers van de taak te bekijken. Selecteer een trigger in de lijst met triggers op het tabblad en klik op Bewerken om de instellingen van de geselecteerde trigger te wijzigen. U kunt ook op Nieuw klikken om een nieuwe trigger te maken of op Verwijderen om de geselecteerde trigger te verwijderen. Zie Triggers voor meer informatie over triggers.
-
Klik op het tabblad Acties om de acties van de taak te bekijken. Selecteer een actie in de lijst met acties op het tabblad en klik op Bewerken om de instellingen van de geselecteerde actie te wijzigen. U kunt ook op Nieuw klikken om een nieuwe actie te maken of op Verwijderen om de geselecteerde actie te verwijderen. Zie Acties voor meer informatie over acties.
-
Klik op het tabblad Voorwaarden om de voorwaarden van de taak te wijzigen. Zie Voorwaarden voor taken voor meer informatie over voorwaarden.
-
Klik op het tabblad Instellingen om de instellingen van de taak te wijzigen. Zie Taakinstellingen voor meer informatie over instellingen.
-
Klik op het tabblad Algemeen om de algemene eigenschappen van de taak te wijzigen. Zie Algemene taakeigenschappen voor meer informatie over deze eigenschappen.
Klik in het venster Eigenschappen van Taak op de knop OK als u klaar bent met het wijzigen van de taak. De taak wordt dan opnieuw geregistreerd. Als de taak een actie heeft die wordt geactiveerd wanneer de taak wordt geregistreerd, wordt de actie uitgevoerd. Als u geen wijzigingen hebt aangebracht in de taak, klikt u op de knop Annuleren.
Een bestaande taak wijzigen met een opdrachtregel |
Open een opdrachtprompt. U opent een opdrachtprompt als volgt: klik op Start en klik achtereenvolgens op Alle programma's, Bureau-accessoires en Opdrachtprompt.
Typ:
schtasks /Change [/S <system> [/U <username> [/P [<password>]]]] /TN <taskname> { [/RU <runasuser] [/RP <runaspassword>] [/TR <taskrun>] [/ST <starttime>] [/RI <interval>] [ {/ET <endtime> | /DU <duration>} [/K] ] [/SD <startdate>] [/ED <enddate>] [/ENABLE | /DISABLE] [/IT] [/Z] }
Als u de Help voor deze opdracht wilt weergeven, typt u:
schtasks /Change /?