Bij het instellen van een taak moet u eerst bepalen door welke trigger de taak wordt gestart. Een trigger is een set criteria waaraan moet worden voldaan om het uitvoeren van een taak te starten. De triggers van een taak worden weergegeven op het tabblad Triggers van de dialoogvensters Eigenschappen van Taak of Taak maken. Voor het starten van een taak kunt u een trigger gebruiken die wordt geactiveerd op een bepaald tijdstip of na een bepaalde gebeurtenis. Bij triggers die worden geactiveerd op een bepaald tijdstip, wordt een taak gestart op een specifieke tijd of dag of meerdere keren per dag, week of maand. Bij triggers die worden geactiveerd na een bepaalde gebeurtenis, wordt een taak gestart als reactie op bepaalde systeemgebeurtenissen. Dergelijke triggers kunt u bijvoorbeeld zodanig instellen dat een taak wordt gestart bij het opstarten van het systeem, wanneer een gebruiker zich bij de computer aanmeldt of als de status van de computer niet-actief wordt. Elke taak kan een of meer triggers bevatten, waardoor het mogelijk is om de taak op verschillende manieren te starten. Taken met meerdere triggers worden gestart als een van de triggers wordt geactiveerd.

Triggerinstellingen

Elke trigger bevat instellingen waarmee de criteria voor het activeren van de trigger worden bepaald. Voor elke trigger kunt u aanvullende geavanceerde instellingen opgeven. Meer informatie hierover vindt u verderop in de sectie Geavanceerde instellingen. Triggerinstellingen zijn toegankelijk via de dialoogvensters Trigger bewerken of Nieuwe trigger. Als u deze dialoogvensters wilt weergeven, gaat u in het dialoogvenster Eigenschappen van Taak of Taak maken naar het tabblad Triggers en klikt u op Bewerken of Nieuw. Zie Bestaande taken wijzigen of Taken plannen voor meer informatie over het wijzigen van triggerinstellingen.

Triggers

In het volgende overzicht worden de triggers en de triggerinstellingen beschreven.

  • Gepland

    Deze trigger zorgt ervoor dat de taak wordt uitgevoerd volgens een planning die u in de triggerinstellingen kunt definiëren. U kunt de taak op een bepaalde tijd plannen of opgeven dat deze dagelijks, wekelijks of maandelijks wordt uitgevoerd. De opgegeven tijd heeft betrekking op de tijdzone die is ingesteld op de computer waarop de taak wordt uitgevoerd. Schakel het selectievakje Universeel in als u wilt dat de tijd betrekking heeft op de UTC (Coordinated Universal Time) in plaats van op de tijdzone die is ingesteld op de computer waarop de taak wordt uitgevoerd. Gebruik het selectievakje Universeel als u wilt dat een reeks taken simultaan wordt uitgevoerd in meerdere tijdzones.

    Als u het keuzerondje Eenmalig inschakelt, kunt u selecteren op welke datum en tijd de taak wordt gestart.

    Als u het keuzerondje Dagelijks inschakelt, kunt u het terugkeerinterval voor de taak opgeven en selecteren op welke datum en tijd de taak wordt gestart. Met een interval van 1 wordt de taak elke dag gestart en met een interval van 2 gebeurt dat om de dag. De taak wordt elke dag op de opgegeven tijd gestart.

    Als u het keuzerondje Wekelijks inschakelt, kunt u het terugkeerinterval voor de taak opgeven en selecteren op welke datum en tijd en op welke dag van de week de taak wordt gestart. Met een interval van 1 wordt de taak elke week gestart en met een interval van 2 gebeurt dat om de week. De taak wordt op elk van de opgegeven dagen op de opgegeven tijd gestart.

    Als u het keuzerondje Maandelijks inschakelt, kunt u opgeven in welke maanden de taak moet worden gestart, evenals de weken van de maand en de dagen van de week voor de desbetreffende maand. U kunt ook opgeven dat een taak op de laatste dag van elke maand moet worden gestart.

  • Bij aanmelden

    Deze trigger zorgt ervoor dat de taak wordt uitgevoerd wanneer een gebruiker zich bij de computer aanmeldt. In de triggerinstellingen kunt u opgeven dat het hierbij moet gaan om een willekeurige gebruiker of een specifieke gebruiker.

  • Bij opstarten

    Deze trigger zorgt ervoor dat de taak wordt uitgevoerd bij het opstarten van de computer. Voor deze trigger kunt u alleen geavanceerde instellingen opgeven. Deze worden verderop beschreven in de sectie Geavanceerde instellingen.

  • Bij niet actief

    Deze trigger zorgt ervoor dat de taak wordt uitgevoerd nadat de status van de computer is gewijzigd in niet-actief. Instellingen hiervoor kunt u opgeven op het tabblad Voorwaarden van het dialoogvenster Taak maken of Eigenschappen van Taak. Zie Voorwaarden voor taken voor meer informatie.

  • Bij een gebeurtenis

    Deze trigger zorgt ervoor dat de taak wordt uitgevoerd wanneer specifieke gebeurtenisvermeldingen worden toegevoegd aan een gebeurtenislogboek. U kunt voor gebeurtenissen zowel basistriggerinstellingen als aangepaste triggerinstellingen opgeven. Als u basistriggerinstellingen kiest, wordt de taak gestart naar aanleiding van een enkele gebeurtenis uit een specifiek gebeurtenislogboek. U kunt het gebeurtenislogboek selecteren met de gebeurtenis en de naam van de uitgever van de gebeurtenis, en de gebeurtenis-id opgeven. Als u kiest voor aangepaste triggerinstellingen voor gebeurtenissen, kunt u een XML-gebeurtenisquery of een aangepast gebeurtenisfilter opgeven waarmee u kunt zoeken naar gebeurtenissen waardoor de taak wordt gestart. Zie Aangepaste weergaven maken voor meer informatie over gebeurtenisfilters (pagina is mogelijk Engelstalig).

    Opmerking

    Deze trigger is niet beschikbaar voor taken die zijn geconfigureerd voor Windows Server 2003, Windows XP of Windows 2000.

  • Tijdens maken of wijzigen van taak

    Deze trigger zorgt ervoor dat de taak wordt uitgevoerd zodra deze is gemaakt en wanneer deze wordt gewijzigd. Voor deze trigger kunt u alleen geavanceerde instellingen opgeven. Deze worden verderop beschreven in de sectie Geavanceerde instellingen.

    Opmerking

    Deze trigger is niet beschikbaar voor taken die zijn geconfigureerd voor Windows Server 2003, Windows XP of Windows 2000.

  • Bij verbinding met gebruikerssessie

    Deze trigger zorgt ervoor dat de taak wordt uitgevoerd bij het maken van een verbinding met een gebruikerssessie vanaf de lokale computer of vanaf een externe-bureaubladverbinding. De taak wordt met deze trigger bijvoorbeeld gestart wanneer u op de lokale computer verbinding met een gebruikerssessie maakt door naar een andere gebruiker over te schakelen. Verder wordt de taak bijvoorbeeld gestart als een gebruiker op een externe computer verbinding met een gebruikerssessie maakt via het programma Verbinding met extern bureaublad. In de instellingen van de trigger kunt u opgeven dat de taak moet worden gestart wanneer verbinding wordt gemaakt door een willekeurige gebruiker of een specifieke gebruiker.

    Opmerking

    Deze trigger is niet beschikbaar voor taken die zijn geconfigureerd voor Windows Server 2003, Windows XP of Windows 2000.

  • Bij verbinding met gebruikerssessie verbreken

    Deze trigger zorgt ervoor dat een taak wordt uitgevoerd bij het verbreken van de verbinding met een gebruikerssessie vanaf de lokale computer of vanaf een externe-bureaubladverbinding. De taak wordt met deze trigger bijvoorbeeld gestart wanneer u op de lokale computer de verbinding met een gebruikerssessie verbreekt door naar een andere gebruiker over te schakelen. Verder wordt de taak bijvoorbeeld gestart als een gebruiker op een externe computer de verbinding met een gebruikerssessie verbreekt via het programma Verbinding met extern bureaublad. In de instellingen van de trigger kunt u opgeven dat de taak moet worden gestart wanneer de verbinding wordt verbroken door een willekeurige gebruiker of een specifieke gebruiker.

    Opmerking

    Deze trigger is niet beschikbaar voor taken die zijn geconfigureerd voor Windows Server 2003, Windows XP of Windows 2000.

  • Bij vergrendelen van werkstation

    Deze trigger zorgt ervoor dat de taak wordt uitgevoerd wanneer de computer wordt vergrendeld. In de instellingen van de trigger kunt u opgeven dat de taak moet worden gestart wanneer de computer wordt ontgrendeld door een willekeurige gebruiker of een specifieke gebruiker.

    Opmerking

    Deze trigger is niet beschikbaar voor taken die zijn geconfigureerd voor Windows Server 2003, Windows XP of Windows 2000.

  • Bij ontgrendelen van werkstation

    Deze trigger zorgt ervoor dat de taak wordt uitgevoerd bij het ontgrendelen van de computer. In de instellingen van de trigger kunt u opgeven dat de taak moet worden gestart wanneer de computer wordt ontgrendeld door een willekeurige gebruiker of een specifieke gebruiker.

    Opmerking

    Deze trigger is niet beschikbaar voor taken die zijn geconfigureerd voor Windows Server 2003, Windows XP of Windows 2000.

Geavanceerde instellingen

In het volgende overzicht worden de geavanceerde triggerinstellingen beschreven.

  • Taak uitstellen gedurende of Taak vertragen voor max. (willekeurige vertraging). Met deze instelling kunt u opgeven hoe lang een taak na het activeren van de trigger moet worden vertraagd. Als u werkt met een trigger die wordt geactiveerd op een bepaald tijdstip (Gepland), is de vertragingstijd een willekeurige tijd tussen het moment dat de trigger voor de taak wordt geactiveerd en de tijd die in deze instelling is opgegeven. Als het starten van de taak is gepland voor 13:00 uur en bij Taak vertragen voor max. (willekeurige vertraging) 5 minuten is opgegeven, wordt de taak ergens tussen 13:00 uur en 13:05 uur uitgevoerd.

  • Taak herhalen elke. Met deze instelling kunt u een herhalingsinterval voor de taak opgeven. Na het uitvoeren van de taak wordt gewacht totdat het opgegeven interval is verstreken. Vervolgens wordt de taak opnieuw uitgevoerd. Deze cyclus gaat door totdat is voldaan aan de opgegeven tijdsduur.

  • Elke taak stoppen die wordt uitgevoerd langer dan. Met deze instelling kunt u langdurige taken stoppen door een tijdslimiet op te geven. Hiermee bepaalt u hoe lang een taak mag worden uitgevoerd (de actie mag uitvoeren).

  • Activeren. Met deze instelling kunt u opgeven op welke datum en tijd de trigger wordt geactiveerd. Zodra een trigger wordt geactiveerd, wordt de taak uitgevoerd. De tijd heeft betrekking op de tijdzone die is ingesteld op de computer waarop de taak wordt uitgevoerd. Schakel het selectievakje Universeel in als u wilt dat de tijd betrekking heeft op de UTC (Coordinated Universal Time) in plaats van op de tijdzone die is ingesteld op de computer waarop de taak wordt uitgevoerd. Gebruik het selectievakje Universeel als u wilt dat een reeks taken simultaan wordt geactiveerd in meerdere tijdzones.

  • Verloopt op. Met deze instelling kunt u opgeven op welke datum en tijd de trigger verloopt. Wanneer een trigger is verlopen, wordt de taak niet uitgevoerd. De tijd heeft betrekking op de tijdzone die is ingesteld op de computer waarop de taak wordt uitgevoerd. Schakel het selectievakje Universeel in als u wilt dat de tijd betrekking heeft op de UTC (Coordinated Universal Time) in plaats van op de tijdzone die is ingesteld op de computer waarop de taak wordt uitgevoerd. Gebruik het selectievakje Universeel als u wilt dat een reeks taken simultaan verloopt in meerdere tijdzones.

  • Ingeschakeld. Met deze instelling kunt u de taak in- of uitschakelen. Ingeschakelde taken kunnen worden uitgevoerd. Uitgeschakelde taken moet u eerst inschakelen voordat u ze kunt uitvoeren.

Aanvullende naslaginformatie