Voor elk verbindingsprofiel dat u maakt, moet u een servicenaam en een bestandsnaam opgeven.

Belangrijk

Zorg dat de service- en bestandsnaam afwijken van alle andere service- en bestandsnamen die u de externe netwerkgebruikers verschaft. Als twee verbindingsprofielen op dezelfde computer dezelfde service- of bestandsnaam hebben, werken de bijbehorende verbindingspictogrammen niet correct.

InstellingBeschrijving

Servicenaam

De naam die gebruikers te zien krijgen wanneer ze de lijst met verbindingsprofielen op hun computer bekijken.

Bestandsnaam

De bestandsnaam waaronder het gemaakte verbindingsprofiel wordt opgeslagen. Wanneer u een bestaand verbindingsprofiel bewerkt en u dit verbindingsprofiel niet wilt overschrijven, moet u de bestandsnaam wijzigen.

Opmerking

De bestandsnaam mag niet langer zijn dan acht tekens en mag een spaties of symbolen bevatten.

Zie Service- en bestandsnamen opgeven (https://go.microsoft.com/fwlink/?linkid=141932) voor meer informatie over het toewijzen van service- en bestandsnamen aan nieuwe profielen (pagina is mogelijk Engelstalig).

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave